ECLI:NL:RBDHA:2017:13285
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Beroep ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit bezittende man, had op 18 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de minister van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij verzorging nodig had van zijn in Nederland woonachtige zoon en dat hij leed aan verschillende ziekten, waaronder suikerziekte en hoge bloeddruk. Hij stelde dat de humanitaire aspecten van zijn situatie onvoldoende waren meegewogen door de verweerder.
Tijdens de zitting op 19 oktober 2017, waar eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die de overdracht aan Frankrijk als onevenredig hard zouden kwalificeren. Eiser had zijn medische problemen niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank concludeerde dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.