ECLI:NL:RBDHA:2017:13265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
09/827207-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzet op voorhanden hebben van vuurwapen en beroep op psychische overmacht in strafzaak

De rechtbank Den Haag heeft op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 april 2017 in Hillegom een semi-automatisch pistool en munitie voorhanden had. De verdachte was niet verschenen op de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.P.M. Balemans. De officier van justitie, mr. D.J. de Jong, had de verdachte aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat volgens de wet strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie de verdachte rechtmatig heeft aangehouden na een ANPR-hit en het ruiken van hennep in de auto waarin de verdachte zich bevond. De verdachte had het vuurwapen op zijn schoot gekregen en verklaarde dat hij het niet durfde te weigeren, maar de rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk het vuurwapen voorhanden had en dat er geen onrechtmatigheden waren die tot bewijsuitsluiting zouden leiden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827207-17
Datum uitspraak: 15 november 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
BRP-adres: [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 november 2017.
De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de verdachte is verschenen mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigd te zijn hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.J. de Jong en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2017 te Hillegeom, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (fabrikant: Manufacture d'Armes de Pyrennees Francaises) (merk: Unique) (model:Rr) (kaliber: 7,65mm) (serinummer 406267), en/of munitie van categorie III, te weten 9 stuks (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad.
4. Bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
De politie heeft op 6 april 2017 op de [adres 2] te Hillegom, naar aanleiding van een hit van een Automatic Number Plate Registration (ANPR) camera, een auto een stopteken gegeven. De informatie bij de hit was: ‘Voertuig wordt gebruikt voor handel verdovende middelen, vastleggen inzittenden’. Toen de verbalisanten naar de gestopte auto waren toegelopen, roken zij direct nadat zowel het raam als het portier werden geopend een penetrante hennepgeur. In de auto zaten vier mannen. Zij overhandigden desgevraagd twee zakjes wiet en een joint aan de politie. Nadat de bestuurder zich had gelegitimeerd heeft de politie aan de andere inzittenden verzocht een identiteitsbewijs te tonen. Twee van hen, waaronder de verdachte, heeft - nadat zij allen waren uitgestapt - een identiteitsbewijs overhandigd. De vierde inzittende rende weg. De verbalisanten deelden vervolgens aan de overige inzittenden mede dat zij op grond van de Opiumwet de auto wilden onderzoeken, omdat bij hen het vermoeden bestond dat er nog meer drugs in de auto aanwezig was. Hierop rende nog een inzittende weg, in de richting van de [adres 3] te Hillegom. Toen hij in zijn vlucht plotseling moest uitwijken voor een omstander, viel er een vuurwapen op de grond. [2] Dit bleek later een semi-automatisch pistool te zijn, gevuld met 9 stuks munitie, een en ander zoals beschreven in de tenlastelegging. [3] Andere verbalisanten hoorden via de portofoon dat zij in de wijk Elsbroek te Hillegom moesten uitkijken naar twee licht getinte verdachten, mogelijk van Marokkaanse afkomst, die bij een staande houding waren weggerend en waarbij een vuurwapen zou zijn weggegooid of gevallen. Op de [adres 4] te Hillegom werden zij kort daarna aangesproken door een omstander, die vertelde dat zojuist een Marokkaans uitziende man cafetaria [naam cafetaria] was binnengerend en vervolgens druk was gaan bellen. De verbalisanten troffen in genoemde cafetaria een licht getinte man aan (de verdachte). Desgevraagd liep de verdachte vrijwillig mee naar buiten om met de politie te praten. De verdachte kon desgevraagd geen legitimatiebewijs tonen en gaf een (naar later bleek: valse) naam op. Een verbalisant heeft met zijn mobiele telefoon een foto van de verdachte gemaakt en verstuurd naar een van de verbalisanten die bij de eerdere staande houding betrokken waren geweest. Laatstgenoemde verbalisanten herkenden op de ontvangen foto van de verdachte de weggerende persoon, mede aan de hand van diens identiteitsbewijs waarover zij nog beschikten, en hebben dat doorgegeven aan de verbalisanten die bij de verdachte waren. Daarop is de verdachte aangehouden op verdenking van het voorhanden hebben van een vuurwapen. [4] De verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij het wapen in de schoot kreeg gelegd toen ze het stopteken kregen en dat hij het wapen bij zich moest houden. [5]
Aan de orde is de vraag of wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte op 6 april 2017 te Hillegom een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De informatie die heeft geleid tot de ANPR-hit betrof (volgens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 9) informatie van ongeveer twee maanden eerder, namelijk dat op 25 januari 2017 in Haarlem is geconstateerd dat een bekende drugsdealer gebruikmaakte van deze auto. Volgens de raadsman is deze informatie te dun en te gedateerd om de auto op 6 april 2017 in Hillegom staande te houden, zodat deze staande houding onrechtmatig was.
Vervolgens is de politie verder gegaan dan alleen het vragen naar het identiteitsbewijs van de inzittenden. De politie heeft hen geboden uit te stappen en wilde hen fouilleren (volgens de getuige [getuige] , pagina 10) en de auto doorzoeken, terwijl daarvoor onvoldoende aanleiding was, zodat dit eveneens onrechtmatig was.
Beide genoemde onrechtmatigheden betreffen onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Er is sprake van een vergaande inbreuk op de privacy en de lichamelijke integriteit van verdachte, waardoor hij in zijn belangen is geschaad. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, in dit geval van de vondst van het vuurwapen.
Ten slotte heeft de verdachte geen opzet gehad op het voorhanden hebben van het vuurwapen, nu dit bij hem op schoot was neergelegd en hij dit niet durfde te weigeren. Dit wordt ondersteund door de wijze waarop hij het vuurwapen bij het wegrennen gemakkelijk is verloren.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De ANPR-hit en de onderliggende informatie rechtvaardigden de staande houding van de auto. Er is op basis van de melding van het ANPR niets meer gebeurd dan de auto een stopteken te geven om de inzittenden te kunnen controleren. Toen daarna een sterke wietlucht werd geconstateerd, vonden er op grond van de Opiumwet verdere handelingen plaats. De verdachte is weggerend na de mededeling dat de politie de auto verder wilde onderzoeken en niet omdat ze hem wilden fouilleren. Er is niets onrechtmatigs gebeurd.
Indien er volgens de rechtbank wel onrechtmatig zou zijn gehandeld, is het belang dat een strafbaar feit niet wordt ontdekt, geen rechtens te honoreren belang. In dat geval kan worden volstaan met de enkele vaststelling van een schending. Bewijsuitsluiting is niet aan de orde.
De officier van justitie heeft zich tenslotte op het standpunt gesteld dat bewezen is dat de verdachte het vuurwapen opzettelijk voorhanden had. De verdachte heeft immers het wapen in zijn (jas)zak gedaan en is hiermee uit de auto gestapt.
4.4
De beoordeling van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De rechtbank is van oordeel dat bij de staande houding van de auto op basis van de ANPR-hit niets onrechtmatigs is gebeurd. De bijgevoegde informatie bij de ANPR-hit bood voldoende grondslag voor de controle van de identiteit van de inzittenden. Bij de controle rook de politie een sterke wietlucht in de auto en overhandigden de inzittenden vervolgens op verzoek drugs aan verbalisanten. Omdat de politie vanwege deze omstandigheden vermoedde dat er meer drugs in de auto aanwezig was, wilden zij de auto op grond van de Opiumwet nader onderzoeken. Hierop is de verdachte weggerend. Van een fouillering was blijkens de processen-verbaal van de betreffende verbalisanten op dat moment nog geen sprake geweest, net zo min als een doorzoeking van de auto, zodat het daarop betrekking hebbende verweer - wat daar ook van zij - reeds om die reden niet kan slagen. De rechtbank is van oordeel dat de politie, op voornoemde wijze, rechtmatig heeft gehandeld en ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat evenmin aanleiding is over te gaan tot bewijsuitsluiting. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.5
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen waarnaar in de inleiding is verwezen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het vuurwapen en de munitie opzettelijk voorhanden heeft gehad. Daaruit blijkt immers dat de verdachte het geladen vuurwapen op enig moment in de auto ter beschikking had en dat hij zich daarvan bewust was. Hij heeft vervolgens kennelijk de keuze gemaakt om bij het verlaten van de auto het vuurwapen mee te nemen. Daarmee is het opzet op het voorhanden hebben daarvan gegeven. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen in de auto door een ander op zijn schoot gelegd heeft gekregen met de opdracht het bij zich te houden, wat daar ook van zij, maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 6 april 2017 te
Hillegomeen wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (fabrikant: Manufacture d'Armes
des Pyrénées Françaises,merk: Unique, model:Rr, kaliber: 7,65mm, serienummer 406267), en munitie van categorie III, te weten 9 stuks (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht slechts kan slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarbij geldt dat de reactie op genoemde drang dient te voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De enkele verklaring van de verdediging dat de verdachte het wapen bij zich heeft gehouden omdat hij dit niet durfde te weigeren, welke verklaring verder geen steun vindt in het dossier, is daarvoor onvoldoende, zodat het verweer wordt verworpen.
De verdachte is daarom eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De officier van justitie heeft betwist dat er sprake zou zijn van enig vormverzuim dat tot strafvermindering zou moeten leiden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit, in geval van een bewezenverklaring, aan de verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft in het kader van de straftoemeting aangevoerd dat voor zover de hiervoor ten aanzien van het bewijs gestelde vormverzuimen niet tot bewijsuitsluiting leiden, deze zouden moeten leiden tot strafvermindering.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de aanhouding onrechtmatig is geweest, hetgeen eveneens een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert dat zou moeten leiden tot strafvermindering. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het signalement en de informatie die de politie van een omstander kreeg, onvoldoende was om hem aan te kunnen merken als verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een geladen semi-automatisch pistool voorhanden gehad. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Uit het strafblad van de verdachte van 2 oktober 2017 volgt dat hij op 22 november 2012 door het Gerechtshof Amsterdam onherroepelijk is veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf voor een overval. Dit maakt het onderhavige feit temeer zorgwekkend.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 31 mei 2017. De reclassering acht de kans op recidive laaggemiddeld en adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en medewerking aan een intake bij een forensische polikliniek zoals de Waag of een dergelijke instelling. Indien hieruit naar voren komt dat een ambulante behandeling is geïndiceerd, moet de verdachte hieraan ook meewerken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van enige duur met zich brengt. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting zijn vastgesteld, waaruit volgt dat voor het voorhanden hebben van een vuurwapen als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geldt. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden dat het vuurwapen geladen en gereed voor gebruik was en dat de verdachte het vuurwapen op de openbare weg voorhanden had.
Omtrent de verdere omstandigheden waaronder de verdachte het vuurwapen voorhanden had, bijvoorbeeld het doel daarvan, het gezelschap waarin de verdachte verkeerde, de eigendom van het wapen en de duur van het voorhanden hebben van het vuurwapen door de verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank te weinig duidelijk geworden om daar hetzij in het voordeel hetzij in het nadeel van de verdachte rekening mee te kunnen houden.
Ook de rechtbank ziet de noodzaak van toezicht en begeleiding van de reclassering om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken. De rechtbank zal daarom een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van twee jaren verbinden.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman met betrekking tot de gestelde vormverzuimen en ziet daarin geen aanleiding tot strafvermindering.
Ten aanzien van de gang van zaken omtrent de staande houding van de auto is, zoals hiervoor reeds overwogen, geen sprake geweest van een vormverzuim.
Met betrekking tot de aanhouding van de verdachte is evenmin gebleken van een vormverzuim. De verbalisanten die de verdachte in de snackbar hebben staande gehouden, hadden daartoe voldoende grond op basis van de informatie die zij op dat moment hadden, te weten het feit dat er een vuurwapen was weggegooid of verloren door een vluchtende persoon, het signalement van die persoon, de richting van de vlucht, de plaats waar de verdachte zich kort daarna bevond alsmede zijn gedrag volgens de omstander. De verdachte is vervolgens pas aangehouden nadat zijn foto was herkend door de verbalisanten die hem hadden zien vluchten. De aanhouding was daarom naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van een kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist.

8.De inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal - overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie - de op de beslaglijst (die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 genoemde voorwerpen (semi-automatisch pistool en munitie) onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het feit is begaan, terwijl de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
73 (drieënzeventig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Haarlem (Zijlweg 148c te (2015 BJ) Haarlem) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan een intake bij een forensische polikliniek zoals de Waag of een dergelijke instelling, en indien hieruit naar voren komt dat een ambulante behandeling is geïndiceerd, meewerkt aan de behandelingen en de afspraken nakomt zolang de behandelaar dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Haarlem tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Pistool Kl:zwart
UNIQUE;
2 9.00 STK Patroon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.G. de Boer, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
mr. D. Biever, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2017.
Bijlage:
A. Beslaglijst

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017094956, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 75).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6 t/m 8.
3.Proces-verbaal, p. 14 t/m 16.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33, met bijlage (p. 34); proces-verbaal aanhouding, p. 35 t/m 37.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte inbewaringstelling.