ECLI:NL:RBDHA:2017:13230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
AWB 17/9231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2017, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar referent niet zijn aangetoond. Eiseres beschikte niet over een identiteitsbewijs en kon geen overtuigend bewijs leveren van haar huwelijk met de referent, die in Nederland een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank heeft overwogen dat de overgelegde documenten, zoals een kopie van de doopakte en een huwelijkscertificaat, niet voldoende waren om de identiteit van eiseres aan te tonen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet in bewijsnood verkeert, aangezien zij geen aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over het ontbreken van documenten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/9231
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder,
gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 april 2017 (bestreden besluit).
Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2017. Aanwezig waren [referent] (referent), beide gemachtigden en T. Tzegai, tolk Tigrinya.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit. Referent, die sinds 24 december 2013 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland bezit en stelt te zijn gehuwd met eiseres op 13 mei 2012, heeft op 5 november 2015 voor de derde maal een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres aangevraagd (de aanvraag). De aanvraag is bij besluit van 23 april 2015 (primair besluit) - net als de voorgaande aanvragen - afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de identiteit en feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent niet is aangetoond en dat niet is gebleken van bewijsnood.
3. Eiseres heeft daartegen het volgende aangevoerd.
- Eiseres beschikt niet over een identiteitsbewijs. Dat op papier is vermeld dat vrijwel iedereen in Eritrea daarover beschikt, betekent niet dat het in de praktijk ook zo werkt. Er is sprake van bewijsnood.
- Eiseres heeft een kopie van haar doopakte overgelegd. Verweerder heeft die ten onrechte niet onderzocht.
- De ouders van eiseres zijn met drie getuigen naar de Zoba gegaan en hebben daar een verklaring over het huwelijk van eiseres afgelegd, naar aanleiding waarvan een huwelijkscertificaat is afgegeven. Verweerder dient dit overgelegde stuk te onderzoeken.
- Indien het huwelijk niet kan worden aangetoond, moet worden onderzocht of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, hetgeen het geval is.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Vw, voor zover hier van belang, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:
a. de echtgenoot of het minderjarige kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling;
b. de vreemdeling die als partner (…) van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin.
Paragraaf C1/4.4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 vermeldt, voor zover van belang, dat de vreemdeling de gestelde familierelatie moet aantonen door het overleggen van:
- een geldig document voor grensoverschrijding dat de identiteit van de vreemdeling aantoont;
- indien van toepassing, een document dat het bestaan van een geldig huwelijk aantoont
- indien van toepassing, een document dat zowel het partnerschap, als het feitelijk samenwonen in het land van herkomst aantoont; en
- indien van toepassing, een document dat de familierechtelijke relatie tussen het kind en de ouder aantoont.
Als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, moet de vreemdeling zijn identiteit en gestelde familierelatie op een andere wijze aannemelijk maken.
5. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Eritrea van februari 2017 (ambtsbericht) volgt dat alle Eritreeërs ouder dan achttien jaar in het bezit moeten zijn van een identiteitskaart en dat dit document voor diverse handelingen nodig is. Volgens de Eritrese Migratiedienst beschikken de meeste Eritreeërs - en in de steden iedereen - over een identiteitskaart. Verder volgt uit het ambtsbericht dat het mogelijk is om documenten vanuit het buitenland, door tussenkomst van derden, te verkrijgen. Eiseres geen heeft aannemelijke verklaringen omtrent het ontbreken van documenten afgelegd. Voorts stelt verweerder zich ten aanzien van de overgelegde kopie van de doopakte terecht op het standpunt dat eiseres hiermee haar identiteit niet heeft aangetoond, nu deze niet is afgegeven door de overheid van Eritrea en geen pasfoto en geboorteplaats bevat. Ook met het huwelijkscertificaat kan - zo dit al echt zou worden bevonden - de identiteit niet worden aangetoond.
6. Reeds omdat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond en niet is aangetoond dat eiseres in bewijsnood verkeert, is ook de gestelde familierechtelijke relatie met referent niet aangetoond. Gelet hierop behoeft de vraag of tussen eiseres en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie geen bespreking. De aanvraag is terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Hell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.