ECLI:NL:RBDHA:2017:13107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoeding voor toevoeging in bezwaarprocedure kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een rechtsbijstandverlener, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de vergoeding voor een toevoeging die was verleend voor een bezwaarprocedure tegen een definitieve berekening van kinderopvangtoeslag. De intrekking was gebaseerd op een steekproef waaruit bleek dat 62,6% van de verleende toevoegingen niet aan de criteria voldeed. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had besloten dat de aanvraag voor rechtsbijstand niet in aanmerking kwam voor een toevoeging, omdat de zaak niet als complex werd beschouwd en de aanvrager zelf in staat was om zijn belangen te behartigen. Eiseres voerde aan dat de intrekking in strijd was met de Wet op de rechtsbijstand en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar de rechtbank oordeelde dat de beperkingen op het recht op toegang tot de rechter gerechtvaardigd en proportioneel waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/1438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: M.A.H. de Pagter).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2016, verzonden op 27 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] ingetrokken.
Bij besluit van 19 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder aanvulling van de gronden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het juridisch kader is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
2. Eiseres is rechtsbijstandverlener en werkzaam bij een kantoor dat deelneemt aan het High Trust-programma van verweerder. Uitgangspunt van dit programma is dat de vraag of een zaak toevoegingswaardig is niet langer door verweerder naar aanleiding van een toevoegingsaanvraag, maar door de rechtsbijstandverlener voorafgaand aan het indienen van de aanvraag wordt beoordeeld. Afgegeven toevoegingen en vastgestelde vergoedingen worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.
3. Eiseres heeft op 12 oktober 2015 een toevoeging aangevraagd ter zake van een bezwaarprocedure tegen een definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2009. In het kader van eiseres haar deelname aan het High Trust-programma heeft verweerder de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] verleend en een vergoeding vastgesteld. Op 7 juni 2016 heeft verweerder op het kantoor van eiseres een steekproef uitgevoerd. Het foutpercentage van deze steekproef bedraagt 62,6%. Naar aanleiding van de voornoemde steekproef heeft verweerder bij het primaire besluit de vastgestelde vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] ingetrokken omdat de werkzaamheden onder het bereik van een eerder afgegeven toevoeging vallen.
4. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit in navolging van de Commissie voor Bezwaar voor Rechtsbijstand primair op het standpunt dat sprake is van een rechtsbelang waarvoor bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Verweerder verwijst naar werkinstructie C030
sociale voorzieningen – overige geschillen, waaruit volgt dat voor aanvragen en bezwaarprocedures inzake toeslagen in beginsel geen toevoeging wordt verleend. Verweerder is niet gebleken van feitelijke en/of juridische complexiteit. De belanghebbende had derhalve zelf, al dan niet met behulp van een derde anders dan een advocaat, zijn belangen kunnen behartigen. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de eerder afgegeven toevoeging met kenmerk [kenmerk 2].
5. Eiseres voert aan dat uit artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) niet volgt dat bezwaarprocedures over kinderopvangtoeslag worden uitgesloten van een toevoeging. Ten aanzien van de subsidiaire grond van het bestreden besluit stelt eiseres dat er geen sprake is van hetzelfde rechtsbelang nu het enkele feit dat beide toevoegingen zien op kwesties over hetzelfde jaar hiervoor onvoldoende is. Voorts meent eiseres dat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kleeft aan het bestreden besluit nu niet al haar vragen in de bezwaarfase zijn beantwoord en verweerder niet op de hoorzitting aanwezig was. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat het besluit in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb, wordt rechtsbijstand niet verleend indien bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is omdat de aanvraag een rechtsprobleem betreft dat eenvoudig afgehandeld kan worden. Bij de beoordeling of de aanvraag een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, komt verweerder beoordelingsvrijheid toe. Voor de aanwending daarvan heeft verweerder beleid met daarin criteria ontwikkeld, dat is neergelegd in gepubliceerde werkinstructies. Werkinstructie C030 is van toepassing op bezwaarprocedures in het kader van kinderopvangtoeslag. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk of anderszins onjuist.
6.2.
Ingevolge het beleid van verweerder komen bezwaarprocedures in het kader van kinderopvangtoeslag niet voor een toevoeging in aanmerking, tenzij er sprake is van feitelijke en/of juridische complexiteit. Gesteld noch gebleken is dat de zaak waarvoor een toevoeging is verleend feitelijk en/of juridisch complex is. Verweerder heeft dan ook terecht en op goede gronden de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] ingetrokken.
6.3.
De rechtbank laat de beroepsgronden van eiseres die zien op herzieningsverzoeken buiten beschouwing. De zaak waarop de onderhavige toevoeging ziet is een bezwaarprocedure tegen een definitieve berekening van kinderopvangtoeslag 2009 en betreft dan ook niet een herzieningsverzoek.
7. Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 6 EVRM overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het recht op toegang tot de rechter worden beperkt en is dit niet in strijd met artikel 6 van het EVRM mits de beperkingen niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaden, een gerechtvaardigd doel dienen en proportioneel zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1944, en 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2234). In dit geval is aan deze vereisten voldaan. Met het oog op de financiële beheersbaarheid van het systeem van rechtsbijstandsverlening moet het gerechtvaardigd worden geacht dat rechtsbijstandskosten voor procedures die een belang betreffen waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling, niet zijnde een advocaat, voor rekening van de aanvrager te laten. De rechtbank is daarom van oordeel dat artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb en het ter invulling daarvan gevoerde beleid het recht op toegang tot de rechter niet in de kern aantast, een gerechtvaardigd doel dient en proportioneel is. Het beroep op artikel 6 EVRM slaagt niet.
8. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht geen verplichting schept voor het bestuursorgaan om bij de hoorzitting aanwezig te zijn. Ook anderszins is niet gebleken van een onzorgvuldige voorbereiding of gebrekkige motivering.
9. Gezien het voorgaande behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage 1

Wet op de rechtsbijstand
Artikel 12
2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(…)
g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Artikel 28
1. Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
(…)
c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;
Werkinstructie C030 sociale voorzieningen – overige geschillen
Huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag
Voor het aanvragen van een toeslag of bezwaar tegen een beslissing op het verzoek verstrek je geen toevoeging, rechtzoekende kan dit zelf (artikel 8 lid 1 sub b Brt, artikel 12 lid 2 sub g Wrb). Dit geldt ook voor bezwaar tegen een beslissing van een bestuursorgaan waar rechtzoekende niet om heeft verzocht (ambtshalve beslissing). De toevoegingsaanvraag wijs je af met tekstcode 130.
Als de advocaat bij de aanvraag gemotiveerd aangeeft dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is kun je bij hoge uitzondering een toevoeging verstrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een geschil over kinderopvangtoeslag waarbij het gastouderbureau/ bemiddelingsbureau een wanordelijke boekhouding heeft gevoerd.