ECLI:NL:RBDHA:2017:13104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoeding voor toevoeging in het kader van huurtoeslag en rechtsbijstand

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 november 2017, staat de intrekking van de vergoeding voor een toevoeging centraal. Eiseres, werkzaam als rechtsbijstandverlener en deelnemer aan het High Trust-programma, had op 22 oktober 2015 een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand in verband met een bezwaar tegen een terugvorderingsbeslissing huurtoeslag 2013 van de Belastingdienst. De vergoeding voor deze toevoeging werd echter ingetrokken door verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, op basis van een steekproef waaruit bleek dat 62,6% van de verleende toevoegingen niet aan de criteria voldeed.

De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de vergoeding terecht is, omdat de werkzaamheden van eiseres niet als complex genoeg werden beschouwd om recht op een toevoeging te rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (Brt), en stelt vast dat de aanvraag voor rechtsbijstand niet voldeed aan de voorwaarden voor toevoeging. Eiseres had onvoldoende aangetoond dat er sprake was van juridische of feitelijke complexiteit die bijstand van een advocaat noodzakelijk maakte.

Daarnaast wordt het beroep van eiseres op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verworpen. De rechtbank concludeert dat de beperkingen in de rechtsbijstandverlening niet in strijd zijn met het EVRM, mits deze beperkingen niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder om de vergoeding van de toevoeging in te trekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/1408

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: M.A.H. de Pagter).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2016, verzonden op 27 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] ingetrokken.
Bij besluit van 16 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder aanvulling van de gronden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het juridisch kader is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
2. Eiseres is rechtsbijstandverlener en werkzaam bij een kantoor dat deelneemt aan het High Trust-programma van verweerder. Uitgangspunt van dit programma is dat de vraag of een zaak toevoegingswaardig is niet langer door verweerder naar aanleiding van een toevoegingsaanvraag, maar door de rechtsbijstandverlener voorafgaand aan het indienen van de aanvraag wordt beoordeeld. Afgegeven toevoegingen en vastgestelde vergoedingen worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.
3. Eiseres heeft op 22 oktober 2015 een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand ter zake van bezwaar tegen een terugvorderingsbeslissing huurtoeslag 2013 van de Belastingdienst. In het kader van eiseres haar deelname aan het High Trust-programma heeft verweerder de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] verleend en een vergoeding vastgesteld. Op 7 juni 2016 heeft verweerder op het kantoor van eiseres een steekproef uitgevoerd. Het foutpercentage van deze steekproef bedraagt 62,6%. Naar aanleiding van de voornoemde steekproef heeft verweerder bij besluit van 25 juli 2016 de vastgestelde vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] ingetrokken.
4. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat de toevoeging is verstrekt in verband met het indienen van bezwaar tegen de terugvordering van de huurtoeslag over het jaar 2013. Uit de stukken blijkt volgens verweerder dat de werkzaamheden hebben gezien op een bezwaar tegen een afwijzing van een verzoek om herziening van de definitieve huurtoeslag 2013 en 2014. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit primair op het standpunt dat bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Verweerder verwijst naar werkinstructie C030, waaruit volgt dat voor aanvragen en bezwaarprocedures inzake toeslagen in beginsel geen toevoeging wordt verstrekt. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de eerder afgegeven toevoeging met kenmerk [kenmerk 2].
5. Eiseres voert aan dat uit artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) niet volgt procedures over huurtoeslag uitgesloten dienen te worden van rechtsbijstand. Voorts stelt eiseres dat artikel 8, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) en werkinstructie C030 niet zien op herzieningsverzoeken in het kader van artikel 21a Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij meent eiseres dat van haar cliënte niet verwacht kan worden zelf een herzieningsverzoek in te dienen. Ten aanzien van de subsidiaire grond voert eiseres aan dat er geen sprake is van eenzelfde rechtsbelang omdat de toevoeging met kenmerk [kenmerk 2] betrekking heeft op een ander jaar dan de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1]. Aan het bestreden besluit kleeft een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek nu niet al haar vragen in de bezwaarfase zijn beantwoord en verweerder niet op de hoorzitting aanwezig was. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat het besluit in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb, wordt rechtsbijstand niet verleend indien bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is omdat de aanvraag een rechtsprobleem betreft dat eenvoudig afgehandeld kan worden. Bij de beoordeling of de aanvraag een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, komt verweerder beoordelingsvrijheid toe.
6.2.
De rechtbank overweegt dat eiseres in de aanvraag heeft aangegeven dat de toevoeging ziet op een bezwaarprocedure ter zake van een terugvorderingsbeslissing huurtoeslag 2013 van de Belastingdienst. Ingevolge werkinstructie C030
sociale voorzieningen – overige geschillenkomen bezwaarprocedures in het kader van huurtoeslag niet voor een toevoeging in aanmerking, tenzij er sprake is van feitelijke en/of juridische complexiteit. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk of anderszins onjuist.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende gemotiveerd heeft dat er sprake is van feitelijke en/of juridische complexiteit. Uit het dossier blijkt voorts niet dat de zaak waarop de toevoeging ziet zodanig juridisch en/of feitelijk complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is. Het betoog van eiseres dat het verzoek is gebaseerd op onder meer wetstechniek, uitleg van de wet, de bedoeling van de wetgever en het handelen van de Belastingdienst, treft geen doel nu dit geen bijzondere maar algemene omstandigheden betreffen.
6.4.
De rechtbank merkt voorts op dat de omstandigheid dat de werkzaamheden uiteindelijk hebben gezien op een herzieningsverzoek en niet op een bezwaarschrift zoals in de toevoegingsaanvraag is vermeld, voor rekening en risico van eiseres komt. Eiseres is verantwoordelijk voor het correct indienen van een toevoegingsaanvraag en voor het aanpassen dan wel intrekken van een toevoeging indien wijzigingen daartoe nopen. Dit geldt te meer nu eiseres deelnam aan het High Trust-programma van verweerder. Overigens komen op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder j, van het Brt en werkinstructie C030 procedures in het kader van herzieningsverzoeken eveneens niet voor toevoeging in aanmerking. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat verweerder terecht en op goede gronden de vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] heeft ingetrokken.
7. Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 6 EVRM overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het recht op toegang tot de rechter worden beperkt en is dit niet in strijd met artikel 6 van het EVRM mits de beperkingen niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaden, een gerechtvaardigd doel dienen en proportioneel zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1944, en 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2234). In dit geval is aan deze vereisten voldaan. Met het oog op de financiële beheersbaarheid van het systeem van rechtsbijstandsverlening moet het gerechtvaardigd worden geacht dat rechtsbijstandskosten voor procedures die een belang betreffen waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling, niet zijnde een advocaat, voor rekening van de aanvrager te laten. De rechtbank is daarom van oordeel dat artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb en het ter invulling daarvan gevoerde beleid het recht op toegang tot de rechter niet in de kern aantast, een gerechtvaardigd doel dient en proportioneel is. Het beroep op artikel 6 EVRM slaagt niet.
8. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht geen verplichting schept voor het bestuursorgaan om bij de hoorzitting aanwezig te zijn. Ook anderszins is niet gebleken van een onzorgvuldige voorbereiding of gebrekkige motivering.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid de vergoeding van de toevoeging met kenmerk [kenmerk 1] heeft kunnen intrekken. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage 1

Wet op de rechtsbijstand
Artikel 12
2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(…)
g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Artikel 28
1. Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
(…)
c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;
Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria
Artikel 8 Brt
1. Geen toevoeging wordt verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor:
(…)
j. het indienen van een andere aanvraag bij een bestuursorgaan om een besluit te nemen.
2 In afwijking van het eerste lid kan een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
Werkinstructie C030 sociale voorzieningen – overige geschillen
Huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag
Voor het aanvragen van een toeslag of bezwaar tegen een beslissing op het verzoek verstrek je geen toevoeging, rechtzoekende kan dit zelf (artikel 8 lid 1 sub b Brt, artikel 12 lid 2 sub g Wrb). Dit geldt ook voor bezwaar tegen een beslissing van een bestuursorgaan waar rechtzoekende niet om heeft verzocht (ambtshalve beslissing). De toevoegingsaanvraag wijs je af met tekstcode 130.
Als de advocaat bij de aanvraag gemotiveerd aangeeft dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is kun je bij hoge uitzondering een toevoeging verstrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een geschil over kinderopvangtoeslag waarbij het gastouderbureau/ bemiddelingsbureau een wanordelijke boekhouding heeft gevoerd.
Zelfredzaamheid
(…)
c. verzoek herziening onherroepelijke beslissing
Voor een verzoek aan een bestuursorgaan / de rechtbank om terug te komen op een onherroepelijke beslissing (herzieningsverzoek) verstrek je geen toevoeging, tenzij er sprake is van juridische of feitelijke complexiteit ( artikel 8 sub j Brt).