ECLI:NL:RBDHA:2017:13090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1410 en AWB - 17_1416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoedingen voor toevoegingen in het kader van rechtsbijstand bij herzieningsbeslissingen kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 november 2017, is de rechtszaak aanhangig gemaakt door eiseres, een rechtsbijstandverlener, tegen het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De zaak betreft de intrekking van vergoedingen voor toevoegingen die eiseres had aangevraagd in het kader van bezwaar tegen herzieningsbeslissingen van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De primaire besluiten van 25 juli 2016, waarbij de vergoedingen werden ingetrokken, werden door eiseres bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Raad voor Rechtsbijstand, terecht de vergoedingen heeft ingetrokken op basis van de werkinstructie C030, die stelt dat voor aanvragen en bezwaarprocedures inzake toeslagen in beginsel geen toevoeging wordt verleend. Eiseres voerde aan dat de werkinstructie niet van toepassing was op herzieningsverzoeken, maar de rechtbank oordeelde dat dit standpunt onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de vergoedingen op goede gronden was en dat er geen sprake was van juridische of feitelijke complexiteit die een toevoeging rechtvaardigde. Eiseres had ook een beroep gedaan op artikel 6 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat de beperkingen van het recht op toegang tot de rechter gerechtvaardigd en proportioneel waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 17/1410 en SGR 17/1416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2017 in de zaken tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: M.A.H. de Pagter ).

Procesverloop

Bij besluiten van 25 juli 2016, verzonden op 27 juli 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder de vastgestelde vergoedingen van de toevoegingen met kenmerken [kenmerk 1] en [kenmerk 2] ingetrokken.
Bij besluiten van 16 januari 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard onder aanvulling van gronden.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017. De beroepen met zaaknummer SGR 17/1410 en zaaknummer SGR 17/1416 zijn gevoegd behandeld.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het juridisch kader is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
2. Eiseres is rechtsbijstandverlener en werkzaam bij een kantoor dat deelneemt aan het High Trust-programma van verweerder. Uitgangspunt van dit programma is dat de vraag of een zaak toevoegingswaardig is niet langer door verweerder naar aanleiding van een toevoegingsaanvraag, maar door de rechtsbijstandverlener voorafgaand aan het indienen van de aanvraag wordt beoordeeld. Afgegeven toevoegingen en vastgestelde vergoedingen worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.
3. Eiseres heeft op 29 december 2015 twee toevoegingen aangevraagd voor rechtsbijstand ter zake van bezwaar tegen twee herzieningsbeslissingen over kinderopvangtoeslag 2008 en 2009 van de Belastingdienst. In het kader van eiseres haar deelname aan het High Trust-programma heeft verweerder de toevoegingen met kenmerken [kenmerk 1] en [kenmerk 2] verleend en een vergoeding vastgesteld. Op 7 juni 2016 heeft verweerder op het kantoor van eiseres een steekproef uitgevoerd. Het foutpercentage van deze steekproef bedraagt 62,6%. Naar aanleiding van de voornoemde steekproef heeft verweerder bij besluiten van 25 juli 2016 de vastgestelde vergoedingen van de toevoegingen met kenmerken [kenmerk 1] en [kenmerk 2] ingetrokken.
4. Verweerder stelt zich in de bestreden besluiten primair op het standpunt dat bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Verweerder verwijst in dit kader naar werkinstructie C030
sociale voorzieningen – overige geschillen, waaruit volgt dat voor aanvragen en bezwaarprocedures inzake toeslagen in beginsel geen toevoeging wordt verleend. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de toevoegingen met kenmerken [kenmerk 3] en [kenmerk 4] die zijn afgegeven voor het indienen van de herzieningsverzoeken in het kader van de kinderopvangtoeslag 2008 en 2009.
5. Eiseres voert allereerst aan dat werkinstructie C030 niet ziet op procedures rondom een herzieningsverzoek. Ook uit de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) volgt niet dat herzieningsverzoeken worden uitgesloten van een toevoeging. Eiseres stelt voorts dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Ten aanzien van de subsidiaire grond van het bestreden besluit voert eiseres aan dat de herzieningsprocedure valt onder de reikwijdte van artikel 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en dat er sprake is van afzonderlijke procedures die allebei voor toevoeging in aanmerking komen. Eiseres meent dat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek aan de bestreden besluiten kleeft nu niet al haar vragen in de bezwaarfase zijn beantwoord en verweerder niet op de hoorzitting aanwezig was. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat de besluiten in strijd zijn met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich ten onrechte op het standpunt stelt dat werkinstructie C030 niet ziet op procedures rondom een herzieningsverzoek. Ingevolge werkinstructie C030 is het vast beleid van verweerder om voor aanvragen of bezwaarprocedures in het kader van huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag geen toevoeging te verstrekken. De omstandigheid dat de onderhavige zaak een bezwaarprocedure ter zake van een afwijzing van herzieningsverzoeken kinderopvangtoeslag betreft maakt het voorgaande niet anders, te meer omdat voor herzieningsverzoeken geen toevoegingen worden verstrekt ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria. Dit is bovendien expliciet opgenomen in werkinstructie C030, waarin staat dat voor een herzieningsverzoek in een toeslagzaak in beginsel geen toevoeging wordt verstrekt. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het onderdeel over herzieningsverzoeken in werkinstructie C030 in samenhang dient te worden gelezen met het onderdeel over bezwaarprocedures over toeslagzaken in werkinstructie C030. Hieruit volgt dat voor een bezwaarprocedure tegen een afwijzing van een herzieningsverzoek kinderopvangtoeslag geen toevoeging wordt verstrekt, tenzij de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is. Niet gebleken is dat de zaken waarop de toevoegingen zien feitelijk en/of juridische complex zijn. Het betoog van eiseres dat de verzoeken zijn gebaseerd op onder meer wetstechniek, uitleg van de wet, de bedoeling van de wetgever en het handelen van de Belastingdienst, treft geen doel nu dit geen bijzondere maar algemene omstandigheden betreffen.
6.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat voor het indienen van de herzieningsverzoeken kinderopvangtoeslag 2008 en 2009 wel toevoegingen zijn verleend, aan het voorgaande niet afdoet. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de toevoegingen voor de herzieningsverzoeken ten onrechte zijn verstrekt in het kader van het High Trust-programma. De toevoegingen voor de herzieningsverzoeken kinderopvangtoeslag 2008 en 2009 maakten geen onderdeel uit van de steekproef, waardoor de vergoedingen van deze toevoegingen niet kunnen worden ingetrokken. De rechtbank overweegt dat toevoegingen die ten onrechte zijn verleend in het kader van High Trust en die niet onder de steekproef vallen, geen gevolgen kunnen hebben voor de beoordeling van de toevoegwaardigheid van toevoegingen die wel onder de steekproef vallen. De rechtbank concludeert daarom dat verweerder terecht en op goede gronden de vergoedingen van de toevoegingen met kenmerken [kenmerk 1] en [kenmerk 2] heeft ingetrokken.
7. Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 6 EVRM overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het recht op toegang tot de rechter worden beperkt en is dit niet in strijd met artikel 6 van het EVRM mits de beperkingen niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaden, een gerechtvaardigd doel dienen en proportioneel zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1944, en 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2234). In dit geval is aan deze vereisten voldaan. Met het oog op de financiële beheersbaarheid van het systeem van rechtsbijstandsverlening moet het gerechtvaardigd worden geacht dat rechtsbijstandskosten voor procedures die een belang betreffen waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling, niet zijnde een advocaat, voor rekening van de aanvrager te laten. De rechtbank is daarom van oordeel dat artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb en het ter invulling daarvan gevoerde beleid ten aanzien van toeslagzaken het recht op toegang tot de rechter niet in de kern aantast, een gerechtvaardigd doel dient en proportioneel is. Het beroep op artikel 6 EVRM slaagt niet.
8. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht geen verplichting schept voor het bestuursorgaan om bij de hoorzitting aanwezig te zijn. Ook anderszins is niet gebleken van een onzorgvuldige voorbereiding of gebrekkige motivering.
9. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage 1

Wet op de rechtsbijstand
Artikel 12
(…)
2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(…)
g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Artikel 28
1. Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
(…)
c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;
Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria
Artikel 8
1. Geen toevoeging wordt verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor:
(…)
j. het indienen van een andere aanvraag bij een bestuursorgaan om een besluit te nemen.
2 In afwijking van het eerste lid kan een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
Werkinstructie C030 sociale voorzieningen – overige geschillen
Huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag
Voor het aanvragen van een toeslag of bezwaar tegen een beslissing op het verzoek verstrek je geen toevoeging, rechtzoekende kan dit zelf ( artikel 8 lid 1 sub b Brt , artikel 12 lid 2 sub g Wrb). Dit geldt ook voor bezwaar tegen een beslissing van een bestuursorgaan waar rechtzoekende niet om heeft verzocht (ambtshalve beslissing). De toevoegingsaanvraag wijs je af met tekstcode 130.
Als de advocaat bij de aanvraag gemotiveerd aangeeft dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is kun je bij hoge uitzondering een toevoeging verstrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een geschil over kinderopvangtoeslag waarbij het gastouderbureau/ bemiddelingsbureau een wanordelijke boekhouding heeft gevoerd.
(…)
Zelfredzaamheid
(…)
c. verzoek herziening onherroepelijke beslissing
Voor een verzoek aan een bestuursorgaan / de rechtbank om terug te komen op een onherroepelijke beslissing (herzieningsverzoek) verstrek je geen toevoeging, tenzij er sprake is van juridische of feitelijke complexiteit ( artikel 8 sub j Brt).