ECLI:NL:RBDHA:2017:13071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de minister van Veiligheid en Justitie, thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat de opvang- en leefomstandigheden in Duitsland slecht zijn en dat hij daar niet veilig kan leven vanwege zijn homoseksualiteit.
Tijdens de zitting op 7 november 2017 heeft eiser zijn argument dat hij niet in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielprocedure. Eiser heeft betoogd dat Duitsland niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van eiser faalt, omdat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat Duitsland zich houdt aan zijn internationale verplichtingen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Duitsland. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.