ECLI:NL:RBDHA:2017:13018
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op grond van onvoldoende geloofwaardige vervolging door militie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, geboren in 1987, heeft gesteld dat hij en zijn familie in Irak bedreigd zijn door de sji’itische militie Assaeb Ahl Alhak. Hij heeft verklaard dat zijn vader onder druk is gezet om geld te doneren of hem te laten vechten tegen IS. Na een gewapende inval in hun huis en een mislukte ontvoeringspoging, is de eiser naar Nederland gevlucht.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de asielaanvraag van de eiser afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, onder andere omdat hij niet onverwijld asiel heeft aangevraagd na zijn aankomst in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor vervolging door de militie en dat zijn verklaringen inconsistent zijn.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.