ECLI:NL:RBDHA:2017:130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
NL16.3894 en NL16.3893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en humanitaire omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Eiser, die niet ter zitting verscheen, had eerder asiel aangevraagd in Duitsland, waardoor Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. Eiser voerde aan dat de humanitaire omstandigheden, waaronder een gebroken been en slechte medische behandeling in Duitsland, onvoldoende waren meegewogen door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris wel degelijk had gereageerd op de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden, maar dat deze niet zodanig bijzonder waren dat toepassing van de humanitaire clausule noodzakelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL16.3894 (beroep) en NL16.3893 (verzoek)
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 5 januari 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser en verzoeker (hierna: eiser),

gemachtigde: mr. S. Zwiers,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Raaijmakers.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 december 2016, waarbij verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat eiser eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd.
3. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken.
4. Eiser heeft betoogd dat verweerder de humanitaire omstandigheden die door hem naar voren zijn gebracht onvoldoende heeft betrokken bij zijn beoordeling. Eiser heeft verklaard zijn been gebroken te hebben in Duitsland en daar een bijzonder slechte medische behandeling te hebben gekregen.
5. Allereerst wordt overwogen dat verweerder blijkens het bestreden besluit en het daaraan voorafgaande voornemen wel heeft gereageerd op de door eiser aangevoerde humanitaire feiten en omstandigheden. Verder wordt het volgende overwogen. Verweerder heeft een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid bij de vraag of de humanitaire clausule moet worden toegepast. Verweerder maakt daar volgens zijn beleid (hoofdstuk C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000) terughoudend gebruik van. Verweerder heeft de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder hoeven achten dat toepassing van deze bepaling aangewezen was.
6. Het beroep is ongegrond. Het verzoek zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer NL16.3894:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in zaak met nummer NL16.3893:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 5 januari 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.