1.4Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning op grond van artikel 6.5, aanhef en onder c, van de Wtw verleend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder is voldoende duidelijk wat er is vergund. Het gaat om een permanente situatie voor het afwisselend tijdelijk laten liggen van verschillende vaartuigen van vergunninghoudster. Wat betreft de angst voor calamiteiten stelt verweerder zich op het standpunt dat de vergunning alleen is aangevraagd en verleend voor het mogen afmeren van schepen en niet voor het lozen van stoffen of het uitvoeren van werkzaamheden en/of activiteiten op de vaartuigen, zodat die laatstgenoemde activiteiten ook niet zijn toegestaan. Verder dient vergunninghoudster er op grond van artikel 6.15 van de Wtw voor te zorgen dat lekkages en opwervelend vuil niet voor kunnen komen, dan wel niet kunnen leiden tot negatieve gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam. Het is volgens verweerder lastig om calamiteiten te voorzien dan wel in een watervergunning te reguleren. Eventueel kunnen eiseres en vergunninghoudster afspraken maken over optreden in geval van een calamiteit. Bij vergunningverlening voor lozingen wordt rekening gehouden met de ligging van de beschermingszone. Als een nieuwe aangevraagde functie wellicht niet verenigbaar is met een reeds bestaande functie, is een afweging van de maatschappelijke functies aan de orde. In dit geval is het volgens verweerder niet zo dat door het gebruik maken van een waterstaatswerk zoals vergund, de functie drinkwater in het gedrang komt. Met het verlenen van de watervergunning heeft verweerder zijn verantwoordelijkheden in het kader van het uitvoeringsprogramma van gebiedsdossier waterwinning [plaats] niet geschonden. Tot slot had het volgens verweerder in de rede gelegen om eiseres in de voorfase van de vergunningverlening te betrekken.
3. Eiseres voert aan dat de verleende watervergunning in strijd met artikel 2, tweede lid, van de Drinkwaterwet is verleend, omdat verweerder er geen rekening mee heeft gehouden dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder op grond van paragraaf 4.4.2 van het BPRW bij vergunningverlening de beschermingszones in acht moet nemen. Ondanks het feit dat blijkens het bestreden besluit werkzaamheden op de pontons en schepen niet zijn vergund, is volgens eiseres niet gegarandeerd dat er geen materialen op de schepen zullen worden gestald. Hierdoor bestaat bij verplaatsing of onderhoud een risico op olie-morsingen. Omdat daarnaast calamiteiten, zoals brand, niet te reguleren zijn, moet men naar de mening van eiseres binnen de beschermingszones geen activiteiten toestaan waarbij zich calamiteiten kunnen voordoen. In geval van brand kan immers vervuild bluswater in het water terechtkomen. Verweerder heeft de belangen van eiseres in het licht van artikel 2.1, lid b. en lid c., van de Wtw en beleidsdocumenten daarom onvoldoende meegewogen en had de vergunning niet kunnen verlenen. Het bestreden besluit moet dan ook worden vernietigd, aldus eiseres.
4. Ingevolge artikel 6.5, aanhef en onder c., van de Wtw -voor zover van belang- kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor rijkswateren worden bepaald dat het verboden is zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister gebruik te maken van een waterstaatswerk of een daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.
Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van het Waterbesluit is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de wet gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
a. werken te maken of te behouden;
b. vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.
Ingevolge artikel 6.21 van de Wtw wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wtw is de toepassing van deze wet gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Drinkwaterwet geldt bij de uitoefening van bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften door bestuursorganen de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening als een dwingende reden van groot openbaar belang.