ECLI:NL:RBDHA:2017:12858
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging voorlopig verblijf voor Nigeriaanse eisers op basis van onvoldoende gezinsband en middelen van bestaan
Op 8 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een groep Nigeriaanse eisers die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden aangevraagd. De aanvraag was ingediend door de referent, die zich in Nederland bevond en stelde dat zijn kinderen bij hem moesten komen wonen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag echter afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat er sprake was van een feitelijke gezinsband tussen de referent en de eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent niet kon aantonen dat hij het rechtmatige gezag over de kinderen had en dat hij niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat de eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een mvv.
Tijdens de zitting op 27 september 2017 werd de referent vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de staatssecretaris had ook een gemachtigde aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van de referent en de eisers, waaronder de stelling dat er sprake was van 'more than normal emotional ties', niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de referent niet had aangetoond dat hij de vader was van de eisers en dat er geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM was aangetoond. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de eisers erop dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.