ECLI:NL:RBDHA:2017:1280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
C/09/13/618 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei wegens tekortkomingen in afdrachtplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2017 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar had tijdens de schuldsaneringsregeling diverse teruggaven van de belastingdienst ontvangen, maar deze niet afgedragen aan de boedel. Dit leidde tot een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtplicht, die de rechtbank de schuldenaar ernstig aanrekende. De schuldenaar had de bewindvoerder doelbewust niet geïnformeerd over de ontvangen bedragen en had deze stelselmatig voor privédoeleinden aangewend. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet kon aantonen dat de tekortkomingen niet aan hem konden worden toegerekend, ondanks zijn argumenten over noodzakelijke uitgaven voor zijn gezin.

De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar in ernstige mate had verzaakt aan zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en dat er geen aanleiding was om de regeling te verlengen. De schuldsaneringsregeling eindigde zonder toekenning van de 'schone lei'. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op € 4.414,88 en het vastrecht op € 609,-, voor zover de boedel toereikend was. De uitspraak werd gedaan door rechter W.J. Don en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier F.M. Verburg. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/13/618 R
Vonnis van 24 januari 2017
in de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenaar,

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 11 november 2013 is ten aanzien van schuldenaar
de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van
mr. R. Cats tot rechter-commissaris en van mr. P.A. Loeff (Advocatenkantoor Loeff) kantoorhoudende te Zwijndrecht, tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw)
schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.3
Bij e-mailbericht van 16 december 2016 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.4
Op 10 januari 2017 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. De bewindvoerder en de schuldenaar zijn ter zitting verschenen en gehoord. De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Door de bewindvoerder zijn, bij faxbericht van 16 december 2016, aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 overgelegd die de belastingdienst heeft gezonden aan schuldenaar. Uit die aanslagen volgt dat schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling diverse malen teruggaven van de belastingdienst heeft ontvangen. Het gaat om een totale teruggaaf van € 20.822,-. Schuldenaar heeft de bewindvoerder hieromtrent nimmer geïnformeerd en de gelden niet afgedragen aan de boedel. Schuldenaar heeft het voorgaande ter zitting erkend.
2.2
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij het gehele bedrag van € 20.822,- heeft aangewend voor diverse noodzakelijke betalingen, waaronder schoolgeld en schoolboeken voor zijn kinderen en kosten voor gezond biologisch voedsel ter bestrijding van de gezondheidsklachten van zijn vrouw en kinderen. Zijn vrouw lijdt aan diabetes en zijn kinderen hebben astma respectievelijk reuma.

3.De beslissing

3.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 11 november 2016 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtplicht. Deze tekortkoming valt schuldenaar ernstig aan te rekenen, nu hij de ontvangen gelden niet heeft afgedragen maar juist aan het zicht van de bewindvoerder heeft onttrokken door de bewindvoerder doelbewust niet in kennis te stellen van de brieven van de belastingdienst. Dat klemt temeer nu schuldenaar diverse malen gelden heeft ontvangen en deze stelselmatig en in het geheel heeft aangewend voor privé bestedingen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de geconstateerde tekortkoming schuldenaar niet kan worden verweten. De door schuldenaar aangevoerde omstandigheid dat sprake zou zijn van noodzakelijke bestedingen, acht de rechtbank onvoldoende. Immers, dat vormt geen uitzondering op de afdrachtplicht.
3.3
Schuldenaar heeft verzocht om een verlenging van de schuldsaneringsregeling met twee jaren. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding nu schuldenaar doelbewust de kernverplichting, te weten de afdrachtplicht, in ernstige mate heeft veronachtzaamd door stelselmatig meermalen teruggaven van de belastingdienst te verzwijgen voor de bewindvoerder en aldus gedurende meerdere jaren geld aan de boedel te onttrekken.
3.4
Het voorgaande brengt kort gezegd de beslissing mee dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van schuldenaar eindigt zonder toekenning van de zogenoemde “schone lei”.
3.5
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten
vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar zijn geëindigd op 11 november 2016;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.414,88 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 609,-, voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. W.J. Don, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017 in tegenwoordigheid van mr. F.M. Verburg, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.