Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 21 november 2016 ingekomen verzoek van:
[verzoeker] ,
[verweerster] ,
Procedure
- het verzoekschrift van de zijde van de man;
- het aanvullend verzoekschrift van de zijde van de man;
- het F9-formulier van 5 december 2016, met bijlage, van de zijde van de man;
- het F9-formulier van 16 december 2016, met bijlage, van de zijde van de man;
- het faxbericht van 17 februari 2017, met het webformulier verdelen en verrekenen als bijlage, van de zijde van de man;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift van de zijde van de vrouw;
Feiten
Verzoek en verweer
- verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap;
- bepaling dat het onroerend goed aan de man zal worden toegescheiden, waarbij de vrouw een bedrag van € 160.666,88 aan de man dient te voldoen, zulks op grond van artikel 1:87 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- bepaling dat de waarde van de gezamenlijke rekeningen bij ING Bank N.V. met het nummer [rekeningnummer] , F. van Lanschot Bankiers N.V. met het nummer [rekeningnummer] , alsmede de op beider naam staande polis bij Nationale Nederlanden met het nummer [polisnummer] , bij helfte verdeeld dient te worden;
- veroordeling van de man c.q. hem te bevelen tot afgifte van de onder punt 9 (van het aanvullend verzoek van 1 augustus 2017) genoemde stukken binnen veertien
- bepaling dat de man, althans als DGA van [bedrijf] , aan de vrouw binnen veertien dagen na betekening van de beschikking van de rechtbank dient te voldoen een bedrag van € 45.000,-- bruto, althans de actuariële waarde van de genoemde stamrechtvoorziening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum beschikking, subsidiair dat de man op eerste verzoek van de vrouw alle
- bepaling dat de verdeling van de gezamenlijke onroerende zaken wordt vastgesteld zoals door de vrouw verzocht, met bepaling dat de man aan de vrouw uiterlijk per datum notariële toedeling van de panden, doch uiterlijk binnen drie maanden na betekening van de beschikking van de rechtbank een bedrag van € 466.000,-- dient te voldoen;
- bepaling dat de verdeling van de inboedelgoederen wordt vastgesteld zoals door de vrouw verzocht met bepaling dat de man aan de vrouw uiterlijk veertien dagen na betekening van de beschikking van de rechtbank een bedrag van € 20.000,-- dient te voldoen;
- veroordeling van de man om aan de vrouw te vergoeden de door haar ten behoeve van hem betaalde gebruikerslasten van de woning aan [adres] te [plaats]
- bepaling dat de man aan de vrouw in het kader van verrekening van de kosten van de huishouding een nog nader door de vrouw te berekenen bedrag dient te voldoen, subsidiair een bedrag van € 111.910,-- dient te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de beschikking van de rechtbank;
Beoordeling
Wij hebben zojuist telefonisch overeenstemming bereikt omtrent de afhandeling van ons vermogen’. Na een opsomming van de tussen partijen besproken punten wordt aangegeven: ‘
Na accoord van [verweerster] kan e.e.a. worden uitgewerkt in een convenant’. De vrouw heeft in haar reactie hierop aangegeven: ‘
Dit is in principe akkoord. Wanneer zou je ons weer kunnen ontvangen om de volgende stap te zetten’. De mediator reageert op 13 september 2016 als volgt: ‘
Fijn dat jullie eruit zijn. Ik zal een concept convenant voor jullie opstellen. Vervolgens kunnen jullie contact opnemen voor een afspraak om het concept te bespreken.’
‘Betaling € 15.000,- binnen 5 werkdagen na overdracht/passering pand Frankrijk’en
‘Betaling € 110.000,- binnen 5 werkdagen na overdracht/passering [adres] ’. Ter zitting is gebleken dat er tussen de man en de vrouw (tot op heden) geen overeenstemming bestaat over het antwoord op de vraag wie van hen voornoemde bedragen aan wie zou moeten betalen. De man stelt dat de vrouw deze bedragen aan hem zou voldoen, terwijl de vrouw zich op het standpunt stelt dat de man dit aan haar zou moeten voldoen. De overgelegde e-mailberichten geven op dit punt geen uitsluitsel. Bovendien is niet gebleken dat de afspraken nadien nader zijn uitgewerkt in bijvoorbeeld een (concept)convenant.
‘Tussen de echtgenoten zal geen enkele vorm van huwelijksgoederengemeenschap bestaan'. De huwelijkse voorwaarden bevatten geen (periodiek) verrekenbeding.
€ 575.000,-- en dat deze woning op 15 september 2017 is geleverd aan een derde. Op de echtelijke woning rustte een hypotheek van € 400.500,-- bij F. van Lanschot Bankiers . De hypothecaire lening is bij de verkoop afgelost. De man en de vrouw zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde van € 174.500,--. Het resterende bedrag van
€ 174.500,-- wordt – zoals ter zitting is besproken – voorlopig, in afwachting van de beschikking van deze rechtbank, bij de notaris in depot gehouden.
€ 225.000,--. De rechtbank zal aldus bepalen, onder de verplichting van de man om de helft van de waarde – te weten een bedrag van € 112.500,-- – aan de vrouw te vergoeden.