Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
("substantial grounds")zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel gevaar
("a real risk")loopt te worden onderworpen aan foltering of aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (zie o.a. EHRM 7 juli 1989, ECLI:NL:XX:AB9902, NJ 1990, 158) en voorts wanneer naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan dat hem na zijn uitlevering niet een rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM ten dienste staat ter zake van die inbreuk. Doet zo’n situatie zich voor dan kan niet worden volstaan met een verwijzing naar het vertrouwensbeginsel.
"Daarbij is bijna elke veroordeling van artikel 3 EVRM in de afgelopen jaren gepaard gegaan met een schending van artikel 13 EVRM. Met andere woorden: tegen een schending van het EVRM staat geen effectief rechtsmiddel open in Rusland.", moet daaraan reeds worden voorbijgegaan omdat die stelling niet (voldoende) nader is onderbouwd.
European Arrest Warrant, ofwel een Europees Aanhoudingsbevel ('EAB') wenst uit te vaardigen. Op dit verzoek kon alleen maar negatief worden gereageerd, zoals de Griekse autoriteiten ook hebben gedaan op 29 mei 2017. De uitlevering van [eiser] is immers niet verzocht met het oog op diens vervolging in de Russische Federatie, zodat een vervolgings-EAB niet aan de orde is, terwijl evenmin sprake is van een onherroepelijke veroordeling van [eiser] door een Griekse strafrechter, zodat ook geen executie-EAB kan worden uitgevaardigd, aldus [eiser] . Volgens hem had de Staat in die omstandigheden - op grond van het Petruhhin-arrest - aan de Griekse autoriteiten moeten vragen of zij bereid zijn aan de autoriteiten van de Russische Federatie te verzoeken om overname van de straf krachtens het Verdrag inzake de Overdracht van Gevonniste Personen. Nu dit is nagelaten worden ingeval van uitlevering van [eiser] de artikelen 18 en 21 VWEU geschonden.
uitwisseling van informatie. Hieraan voldoet het onder 2.7. vermelde bericht van de Staat aan de Griekse autoriteiten van 22 maart 2017. Daarin wordt immers melding gemaakt van het uitleveringsverzoek van de Russische Federatie in verband met de veroordeling van [eiser] tot een vrijheidsbenemende straf van meer dan vijf jaar wegens drugshandel. Daar komt bij dat uit de door [eiser] - als productie 10 - overgelegde e-mailcorrespondentie tussen de Staat en de Griekse autoriteiten blijkt dat de Griekse autoriteiten ook de beschikking hebben gekregen over het uitleveringsverzoek. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de Griekse autoriteiten aan de hand daarvan bekend waren met de specifieke omstandigheden van het geval en dus ook met het feit dat de uitlevering is verzocht met het oog op de tenuitvoerlegging van een aan [eiser] opgelegde straf door een rechter van de Russische Federatie. Bovendien heeft de Staat op 22 maart 2017 uitdrukkelijk aangegeven dat het e-mailbericht wordt verstuurd naar aanleiding van het Petruhhin-arrest en dat [eiser] een Griekse onderdaan is.