ECLI:NL:RBDHA:2017:12672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
09/842311-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak in meerdere bedrijfsauto's

Op 2 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een viertal auto-inbraken. Deze inbraken vonden plaats in of uit bedrijfs- of werkmansbusjes die waren geladen met gereedschap. De slachtoffers ontdekten vaak de volgende ochtend dat al hun gereedschap was gestolen, wat hen verhinderde hun werk uit te voeren. De rechtbank overwoog dat er sprake was van een georganiseerde strooptocht, aangezien er in één nacht in meerdere busjes was ingebroken. Tijdens de terechtzitting op 19 oktober 2017, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, werd de verdachte geconfronteerd met de beschuldigingen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede cumulatieve tenlastelegging, maar legde hem wel een jeugddetentie op, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van de feiten. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze betrekking had op een feit dat niet aan de verdachte was ten laste gelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/842311-16
Datum uitspraak 2 november 2017
(Verkort vonnis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]

1.De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 19 oktober 2017.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Krijger, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. F.A. Kuipers heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het volgen van een behandeling bij het Palmhuis zolang dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, en het meewerken aan het vinden van een dagbesteding. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie gevorderd. Tevens heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam] in haar vordering tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging.

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te Gouda en/of Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening:
- in/uit een auto (Ford Transit Connect met [kenteken] ) heeft weggenomen één of meerdere gereedschappen (van de merken Hilti en/of Festool en/of Bosch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- in/uit een auto (Renault Trafic met [kenteken] ) heeft weggenomen één of meerdere stuks (klein) gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- in/uit een auto (Renault Master met [kenteken] ) heeft weggenomen één of meerdere gereedschappen (onder andere een boormachine en breekhamer van Hitachi en/of een stofzuiger van Starmix en/of een slijptol van De Walt en/of een snijmachine van Bosch en/of divers handgereedschap en/of een muurfreesmachine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- in/uit een auto (Volkswagen Transporter met [kenteken] ) heeft weggenomen één of meerdere gereedschappen (vier, althans een of meer schroef boutenkloppers merk Makita), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen gereedschap(pen) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door (telkens) een ruit van die auto('s) te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
en/of
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te Gouda en/of Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag te weten
- één of meerdere gereedschappen (van der merken Hilti en/of Festool en/of Bosch) en/of
- één of meerdere stuks (klein) gereedschap en/of
- één of meerdere gereedschappen (onder andere een boormachine en breekhamer van Hitachi en/of een stofzuiger van Starmix en/of een slijptol van De Walt en/of een snijmachine van Bosch en/of divers handgereedschap en/of een muurfreesmachine) en/of
- één of meerdere gereedschappen (vier, althans een of meer schroef boutenkloppers merk Makita) en/of
- een geldbedrag (25 euro, althans enig geldbedrag)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) en/of het geldbedrag wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding als tweede alternatief/cumulatief ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

4.De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.De bewezenverklaring.

Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder het eerste alternatief/cumulatief vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht:
hij op 28 februari 2016 te Gouda en/of Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening:
- in/uit een auto (Ford Transit Connect met [kenteken] heeft weggenomen gereedschappen (van de merken Hilti en/of Festool en/of Bosch), toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, en
- in/uit een auto (Renault Trafic met [kenteken] ) heeft weggenomen meerdere stuks klein gereedschap, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- in/uit een auto (Renault Master met [kenteken] ) heeft weggenomen gereedschappen (onder andere een boormachine en breekhamer van Hitachi en/of een stofzuiger van Starmix en/of een slijptol van De Walt en/of een snijmachine van Bosch en/of divers handgereedschap en/of een muurfreesmachine), toebehorende aan [slachtoffer 3] , en
- in/uit een auto (Volkswagen Transporter met [kenteken] ) heeft weggenomen vier schroef boutenkloppers merk Makita, toebehorende aan [slachtoffer 4] ,
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen gereedschappen onder hun bereik te hebben gebracht door telkens een ruit van die auto's te verbreken, in elk geval door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Nadere bewijsoverweging.

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de auto-inbraken.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die gericht is op het plegen van de auto-inbraken en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat zijn medeverdachten, waarmee hij op de avond van 28 februari 2017 in de auto zat, gingen inbreken in bedrijfsauto’s. Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit de inhoud van de OVC gesprekken worden afgeleid dat de verdachte heeft meegepraat en meebeslist over de te plegen auto-inbraken.
Zo blijkt dat de verdachte degene is geweest die bepaalde dat, na een eerste ronde die nacht, van inbraken in bedrijfsauto’s, eerst de heler zou worden bezocht om gestolen zaken af te geven, alvorens weer opnieuw op inbrekerspad te gaan. Daarnaast was het de verdachte die bepaalde dat de buit van € 100,- moest worden verdeeld door de vier aanwezigen. Dit is ook wat de verdachte bij de politie heeft verklaard. De verdachte overlegde ook met de medeverdachten of het verstandig was om terug te keren naar een bepaalde plek, waar nog tenminste twee interessante busjes stonden. De verdachte zegt daarover “Jullie hadden gewoon meer moeten pakken.” en even daarna “Beter gaan we daar niet terug. Het is heet daar nu.”
Met betrekking tot de auto-inbraak in Gouda volgt uit de bakengegevens dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachten op 28 februari 2017 om 3:33:38 uur op de Zoutmanstraat heeft bevonden. Uit de OVC gesprekken blijkt dat de verdachte de auto aanwijst waar moest worden ingebroken. De verdachte zegt immers “hij staat daaro”. Op het moment dat de portieren opengaan vraagt de verdachte aan zijn medeverdachte of hij een lamp heeft. Daarna gaan de portieren dicht waarna op de OVC gesprekken enkel twee overige medeverdachte te horen zijn, zodat daaruit kan worden afgeleid dat het de verdachte moet zijn geweest die samen met een medeverdachte in de Volkswagen Transporter, die op dat moment op de Zoutmanstraat geparkeerd stond, heeft ingebroken.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de te laste gelegde auto-inbraken.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feit op.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
8. Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een viertal auto-inbraken. Deze inbraken hebben plaatsgevonden in of uit bedrijfs- of werkmansbusjes geladen met gereedschap.
De slachtoffers zagen zich vaak de volgende ochtend geconfronteerd met het feit dat al het gereedschap uit hun auto was gestolen en zij hierdoor de hele dag hun werk niet konden uitvoeren, terwijl het vervangen van het gestolen gereedschap en het laten repareren van de aan hun auto’s toegebrachte schade de nodige tijd en kosten met zich brengt. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf voorts laten meewegen dat er kennelijk sprake is geweest van een strooptocht nu er in één nacht in meerdere busjes is ingebroken.
De persoon van de verdachte
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld, zij het voor een andersoortig feit.
Van deze voorwaardelijke veroordeling is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordeling aan de thans bewezenverklaarde feiten schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, betreffende de persoon van de verdachte.
Blijkens het rapport van de Raad d.d. 31 augustus 2016 maakte de Raad zich zorgen om de ontwikkeling van de verdachte, ook op het morele vlak. Het ging op alle leefgebieden niet goed met hem. De verdachte is een verstandelijk beperkte jongen, die door zijn meerderjarige medeverdachten, die ook zijn vrienden waren, makkelijk te beïnvloeden was. Hij beschikt over onvoldoende vaardigheden om hierin de juiste keuzes te maken en zich te verweren. Dat de verdachte op dat moment geen passende dagbesteding had, baarde de Raad ook grote zorgen. Geadviseerd is destijds aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het meewerken aan het ITB Harde Kern traject voor de duur van zes maanden,
het volgen van een behandeling bij het Palmhuis en meewerken aan bloed- en urineonderzoek.
Een recenter strafadvies van de Raad ontbreekt, nu de Raad te laat van de behandeling van de zaak ter zitting op de hoogte is gesteld en het bestaande advies derhalve niet op tijd voor de zitting kon worden geactualiseerd.
Ter terechtzitting is mevrouw [naam] , werkzaam bij de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, als deskundige gehoord. Zij heeft meegedeeld dat het in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde ITB Harde Kern-traject inmiddels is afgerond en dat dit soms heel zwaar is geweest voor de verdachte. Ook heeft de verdachte zich redelijk goed aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden. Dat hij nog steeds geen dagbesteding heeft, is heel zorgelijk. Hij heeft veel geprobeerd om een dagbesteding te krijgen, maar wordt steeds afgewezen. Daardoor verliest hij soms zijn motivatie en is het moeilijk voor verdachte om een en ander op te pakken en verder te gaan. Voorzetting van de begeleiding van de jeugdreclassering is aangewezen.
Mevrouw [naam] heeft voorts meegedeeld dat de behandeling bij het Palmhuis destijds meteen van start is gegaan en dat deze behandeling tot aan de zomervakantie van 2017 heel intensief is geweest, maar dat het daarna minder goed verliep omdat de vaste behandelaar van de verdachte naar een andere locatie is gegaan. De verdachte heeft echter goed meegewerkt en heeft veel geleerd over zijn denkpatronen en het maken van de juiste keuzes. Hij is zich bewust van de consequenties van zijn gedrag.
De verdachte is inmiddels achttien jaar. Hij heeft een uitkering aangevraagd eneen werkcoach vanuit de gemeente zal hem gaan helpen een geschikte baan te vinden.
Geadviseerd is in ieder geval de meldplicht en het volgen van de behandeling bij het Palmhuis als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel alsook het meewerken aan het krijgen van een dagbesteding. De controle van het blowen en het gebruik van alcohol maken onderdeel uit van de behandeling bij het Palmhuis.
De rechtbank acht zich op basis van de bovengenoemde informatie voldoende voorgelicht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Weliswaar is de informatie van de Raad voor de Kinderbescherming enigszins gedateerd, maar het verloop van de schorsing alsmede de actuele stand van zaken is uitvoerig toegelicht door mevrouw [naam] .
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straffen. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de justitiële geschiedenis van de verdachte, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. De rechtbank ziet aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen teneinde de begeleiding en behandeling van de verdachte te waarborgen en recidive te voorkomen. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden
de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het volgen van de behandeling bij het Palmhuis en het meewerken aan het krijgen van een dagbesteding alsook het behouden hiervan opleggen.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf is gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf passend en geboden is.

9.De vordering van de benadeelde partij.

[naam] heeft zich namens
[naam]. als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 150,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering betrekking heeft op een feit dat niet aan de verdachte ten laste is gelegd en waarvoor hij dus niet wordt veroordeeld.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

10.Toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.Beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 60 (zestig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
twee jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
meldplicht
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
behandeling Palmhuis
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Palmhuis of een vergelijkbare instelling ,de tijden en plaatsen als door of namens zijn behandelaar(s) aan te geven;

dagbesteding

- gedurende de proeftijd een door de jeugdreclassering goed te keuren dagbesteding zal vinden en behouden;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 (tachtig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) dagen;
ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij
[naam]niet-ontvankelijk is in de vordering, aangezien de vordering betrekking heeft op een feit dat niet aan de verdachte ten laste is gelegd en waarvoor hij wordt veroordeeld;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2017.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.