ECLI:NL:RBDHA:2017:12587
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Tadzjiek, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 is eiser niet verschenen, maar de verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 16 juni 2017 een asielaanvraag heeft ingediend en dat hij in het bezit was van een Schengenvisum dat door de autoriteiten van Litouwen was afgegeven. Litouwen heeft op 13 september 2017 ingestemd met de overname van eiser op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet in geschil is dat Litouwen de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze grotendeels overeenkomen met de zienswijze van de verweerder, die gemotiveerd heeft gereageerd op het bestreden besluit.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van eiser dat hij geen band heeft met Litouwen, niet voldoende onderbouwd is om het asielverzoek in Nederland te behandelen. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van de uitspraak.