ECLI:NL:RBDHA:2017:12585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.9559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië

Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL17.9559, waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, die de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling had genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft en op 7 juni 2017 een asielaanvraag indiende.

De rechtbank heeft vastgesteld dat uit Eurodac-onderzoek bleek dat eiser de buitengrens van de EU op illegale wijze via Italië had overschreden. Italië had op 6 juli 2017 ingestemd met het verzoek om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende waren om het bestreden besluit te weerleggen. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de Eurodac-resultaten onjuist waren, ondanks zijn stellingen over de betrouwbaarheid van vingerafdrukken en een medische verklaring die zijn verblijf in Italië zou ontkrachten.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 24 oktober 2017, door rechter mr. G.P. Kleijn in aanwezigheid van griffier mr. C.E.B. Davis. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.9559

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder
(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.9560, plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B.M. Arif. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 7 juni 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening op illegale wijze heeft overschreden via Italië. Italië is op 6 juli 2017 verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben daarmee ingestemd op
24 augustus 2017. Daarmee is Italië verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielverzoek.
3. De rechtbank stelt vast dat de zienswijze en de beroepsgronden van eiser grotendeels gelijk zijn. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft gereageerd op de zienswijze. De in beroep aangevoerde gronden bevatten daarom geen aanknopingspunten het bestreden besluit voor onjuist te houden.
4. Ten aanzien van eisers ter zitting aangevoerde stellingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van vingerafdrukken overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in zijn geval niet uitgegaan kan worden van het Eurodac resultaat op grond van zijn vingerafdrukken. Eisers enkele stelling dat hij niet in Italië is geweest is hiertoe onvoldoende. Deze grond faalt.
5. Ook de door eiser overgelegde medische verklaring, waaruit zou blijken dat eiser van 18 april 2017 tot 23 april 2017 in het ziekenhuis zou hebben gelegen ondersteunt eisers stelling, dat hij niet in Italië geweest is, niet. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, indien uitgegaan kan worden van dit document, hiermee niet uitgesloten is dat eiser op 12 april 2017 toen de vingerafdrukken afgenomen waren niet in Italië was. Voorts had eiser bij zijn zienswijze niet mogen verzuimen melding te maken van de thans door hem ingebrachte medische verklaring. Deze grond faalt ook.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel