ECLI:NL:RBDHA:2017:12582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.9847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Guinese nationaliteit hebbende persoon. Eiser had op 12 mei 2017 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 oktober 2017, waar eiser niet aanwezig was, heeft de verweerder zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 juni 2016 de buitengrens van de EU op illegale wijze heeft overschreden via Italië en dat hij eerder asielverzoeken in Italië en Duitsland heeft ingediend. De Italiaanse autoriteiten hebben op 12 juli 2017 ingestemd met de terugname van eiser op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië is dat zou leiden tot een schending van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in het verleden slachtoffer is geworden van een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de EU. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.9847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. N. Birrou),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder
(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.9848, plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 en de Guinese nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 12 mei 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 29 juni 2016 de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan Verordening (EU) 603/2013 (Eurodacverordening) op illegale wijze heeft overschreden via Italië. Verder is gebleken dat eiser op 5 september 2016 in Italië en op 3 januari 2017 in Duitsland een asielverzoek heeft ingediend. Op 14 juni 2017 zijn de Italiaanse autoriteiten gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening). Zij hebben hier op 12 juli 2017 mee ingestemd.
3. Verweerder heeft zich terecht, onder verwijzing naar relevante jurisprudentie, op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië, waardoor er nog steeds uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in het verleden slachtoffer is geworden van een door artikel 4 van het Handvest van de EU verboden behandeling. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij geen hulp zou kunnen inschakelen van de Italiaanse autoriteiten bij problemen. Dat verweerder zou moeten motiveren waaruit blijkt dat hij wel kan klagen bij de autoriteiten ziet de rechtbank niet in. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt waarom in zijn geval aanvullende garanties geboden zouden dienen te worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit afdoende heeft gemotiveerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel