ECLI:NL:RBDHA:2017:12545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een burger uit Bangladesh op basis van ongeloofwaardige verklaringen over politieke betrokkenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een burger uit Bangladesh, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiser, geboren in 1986, had aangevoerd dat hij politiek actief was geweest voor de Bangladesh Nationale Partij (BNP) en dat hij problemen had ondervonden na de verkiezingsnederlaag van de partij in 2008. Hij stelde dat hij was aangevallen door leden van de Awami League en dat hij vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Bangladesh.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank vond de verklaringen van de eiser over zijn lidmaatschap en activiteiten voor de BNP ongeloofwaardig. De eiser had tegenstrijdige en vage verklaringen afgelegd over zijn politieke betrokkenheid en de omstandigheden die hem deden besluiten om Bangladesh te verlaten. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en verklaarde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van consistente en onderbouwde verklaringen in asielprocedures, en dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser cruciaal is voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vermeld.