Op 4 maart 2017 hebben eisers, afkomstig uit Afghanistan, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvragen op 15 maart 2017 afgewezen, met het argument dat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst en geen individuele asielmotieven hebben aangedragen die hun situatie anders zouden maken. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de openbare behandeling op 4 april 2017 hebben eisers en verweerder hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers met Indiase paspoorten en visa het Schengengebied zijn binnengekomen en dat Nederland verantwoordelijk is voor de beoordeling van hun asielverzoeken op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de Afghaanse identiteit van eisers in twijfel getrokken, gezien de afgifte van de visa en de procedure die zij hebben doorlopen. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar India, hun land van herkomst, een reële vrees voor vervolging hebben. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvragen door de staatssecretaris bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers op 11 april 2017.