In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van zijn verblijf in Nederland bij zijn partner, referente. De aanvraag werd op 1 februari 2016 afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan het middelenvereiste, dat vereist dat een aanvrager zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 23 augustus 2016 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 13 september 2016 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 28 februari 2017 heeft eiser betoogd dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was, verwijzend naar het arrest Chakroun van het Hof van Justitie EU, waarin werd gesteld dat inkomensnormen niet zonder meer mogen worden toegepast zonder rekening te houden met de individuele omstandigheden van de aanvrager. Eiser stelde dat, hoewel hij niet voldeed aan de inkomensnorm, zijn partner en haar dochter voldoende middelen hadden om hem te onderhouden en dat hij zelfredzaam was en werk zou zoeken zodra hij in Nederland was.
De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich op het standpunt had kunnen stellen dat het beroep van eiser op het arrest Chakroun niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiser in zijn beoordeling had betrokken, maar dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag om een mvv.