ECLI:NL:RBDHA:2017:125
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Merck Sharp & Dohme B.V. tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak betreft een besluit van de minister van 28 oktober 2016, waarin werd besloten om bepaalde documenten openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekster, Merck Sharp & Dohme B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de openbaarmaking te voorkomen.
De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de beantwoording van de vraag of de minister op goede gronden heeft besloten tot openbaarmaking van de documenten een indringende beoordeling vergt, waarvoor de procedure van de voorlopige voorziening zich niet leent. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek te beoordelen aan de hand van een belangenafweging.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster bij niet-openbaarmaking van de documenten in afwachting van de beslissing op bezwaar prevaleert boven het belang van de minister bij onmiddellijke uitvoering van het besluit tot openbaarmaking. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 28 oktober 2016 geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster en is bepaald dat het betaalde griffierecht aan verzoekster moet worden vergoed.