ECLI:NL:RBDHA:2017:12496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische behandeling in Marokko
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had verzocht om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij medische zorg nodig heeft die volgens hem niet in Marokko kan worden verkregen. De rechtbank heeft het verzoek van eiser afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.
Eiser had eerder een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris, dat op 2 september 2016 werd afgewezen. Dit besluit werd in bezwaar ook ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij kampt met verschillende medische problemen, waaronder oogklachten, suikerziekte en schizofrenie, en dat hij mantelzorg nodig heeft om zijn medische behandeling te laten slagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich baseerde op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), waarin werd geconcludeerd dat eiser in staat is om te reizen en dat adequate medische zorg in Marokko beschikbaar is.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat er in Marokko geen gezins- of familieleden zijn die de noodzakelijke mantelzorg kunnen bieden. Eiser had weliswaar een verklaring van zijn zussen overgelegd, maar deze was subjectief en niet onderbouwd met objectieve bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten dat het verzoek van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 niet kon worden ingewilligd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.