Op 9 oktober 2017 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 25 september 2017 was ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, hoewel opgeroepen, niet is verschenen tijdens de zitting. De minderjarigen zijn erkend door hun vader en verblijven feitelijk bij hun tante. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de kinderen een belast verleden hebben, met blootstelling aan fysiek en verbaal geweld in de thuissituatie. Er zijn meerdere zorgmeldingen gedaan en de moeder is in het verleden onder invloed van alcohol aangetroffen, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien de aanhoudende problemen in de opvoedingssituatie en het gebrek aan inzicht van de ouders in hun gedrag. De ouders zijn niet in staat gebleken om de noodzakelijke zorg en stabiliteit te bieden die de kinderen nodig hebben. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarigen voor een periode van één jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en hen gedurende deze periode uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er zijn voorwaarden gesteld voor het toekomstperspectief van de kinderen na de uithuisplaatsing.