ECLI:NL:RBDHA:2017:12299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/14/423 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde schuldsaneringsregeling met schone lei na tekortkomingen van ondergeschikte aard

Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenares die onder de schuldsaneringsregeling viel. De rechtbank beoordeelde of de schuldenares tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de regeling. De bewindvoerder had gerapporteerd dat de schuldenares niet volledig had voldaan aan haar sollicitatieverplichtingen en dat er openstaande schulden waren bij de Belastingdienst. De rechtbank constateerde echter dat de tekortkomingen van de schuldenares van ondergeschikte aard waren. Ze had gedurende de looptijd van de regeling voldoende gesolliciteerd en had een betalingsregeling getroffen voor de openstaande schuld aan de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzing om een belastingaanslag uit de boedel te betalen op onjuiste informatie was gebaseerd. De rechtbank besloot dat de schuldsaneringsregeling eindigde met een 'schone lei', wat betekent dat de schuldenares vanaf dat moment vrij was van haar schulden. De vergoeding van de bewindvoerder werd vastgesteld op € 3.173,32, voor zover de boedel toereikend was, en het vastrecht op € 609,-. De uitspraak werd gedaan door rechter M.M.F. Holtrop en was openbaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/14/000 R
Vonnis van 26 oktober 2017
in de zaak van:
[Schuldenares],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenares.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van [de datum] 2014 is ten aanzien van schuldenares
de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. G.H.M. Smelt tot rechter-commissaris en van N.L. Menso (ENNU) kantoorhoudende te 's-Gravenhage, tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw)
schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.3
Op 22 september 2017 is ter griffie van de rechtbank het verweerschrift van 21 september 2017 van schuldenares ontvangen.
1.4
Bij brief van 9 oktober 2017 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.5
Op 12 oktober 2017 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. De bewindvoerder en schuldenares, bijgestaan door mr. L.A. Bettonvil en vergezeld door W. van Diepen (budgetbeheerder), zijn ter zitting verschenen en gehoord.
1.6
Schuldenares is ter zitting van 12 oktober 2017 in de gelegenheid gesteld ontbrekende informatie aan te leveren. De bewindvoerder heeft de rechtbank bij brief van 20 oktober 2017 hieromtrent geïnformeerd.
1.7
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 11 september 2017 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenares gedurende de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenares kan worden toegerekend.
2.2
Het eindverslag en de nadere informatie van de bewindvoerder van 9 oktober 2017 houden kort gezegd in dat schuldenares haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet geheel is nagekomen, aangezien zij de definitieve berekeningen toeslagen 2015 en 2016 dient aan te leveren en gedurende 8 maanden niet voldoende heeft gesolliciteerd. Voorts is sprake van een tweetal schulden aan de Belastingdienst, te weten de terugvordering zorgtoeslag 2016 van € 351,- en de aanslag inkomstenbelasting 2015 van € 1.592,-.
2.3
Het verweerschrift van schuldenares van 21 september 2017 houdt kort gezegd in dat gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling volgens de Recofa-richtlijn gemiddeld viermaal per maand gesolliciteerd dient te worden, dat schuldenares gemiddeld genomen veel vaker dan viermaal per maand heeft gesolliciteerd, te weten in totaal 320 maal, dat schuldenares gedurende de schuldsaneringsregeling werk heeft gevonden, meerdere banen heeft gehad en perioden meer dan 36 uur per week, zelfs 50 uur per week, heeft gewerkt.
2.4
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken is het volgende gebleken. Schuldenares heeft de ontbrekende bescheiden overgelegd. Schuldenares heeft ter zitting sollicitaties overgelegd. Gebleken is dat zij uitsluitend gedurende een periode van 6 maanden, toen zij 32 uur per week werkzaam was, niet (aanvullend) heeft gesolliciteerd. Voor de schuld aan de Belastingdienst inzake de huurtoeslag 2016 is een betalingsregeling getroffen die wordt nagekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat deze schuld geheel zal worden voldaan. Voor wat betreft de aanslag inkomstenbelasting 2015 van € 1.592,- is het de rechtbank gebleken dat een eerdere afwijzing van de rechter-commissaris op het verzoek van schuldenares om deze aanslag uit de boedel te mogen voldoen niet op de juiste informatie is gebaseerd. Thans is het de rechtbank gebleken dat er niet langer sprake is van een beletsel om het bedrag van € 1.592,- uit de boedel te voldoen. De rechtbank gaat ervan uit dat de aanslag van € 1.592,- uit de boedel wordt betaald.
2.5
De rechtbank is met de bewindvoerder van oordeel dat de tekortkomingen van een dermate ondergeschikte aard zijn dat zij verder buiten beschouwing dienen te blijven. De rechtbank neemt daarbij voor wat betreft de tekortkoming in de sollicitatieverplichting in aanmerking dat schuldenares, ofschoon niet altijd maandelijks voldoende, over de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling genomen ruimschoots voldoende heeft gesolliciteerd, dat de tekortkoming een relatief korte periode van 6 maanden omvat en dat zij in deze periode 32 uur per week werkzaam was.
2.6
Daarnaast zijn door schuldenares alle overige verplichtingen uit de
schuldsaneringsregeling naar behoren nagekomen. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen en van zodanige redenen zijn ook niet gebleken. De rechtbank zal beslissen zoals hierna vermeld. Kort gezegd brengt deze beslissing mee dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van schuldenares eindigt met de zogenoemde “schone lei”.
2.7
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat voor zover schuldenares in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, deze tekortkoming wegens zijn bijzondere aard en geringe betekenis buiten beschouwing dient te blijven;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares zijn geëindigd op 11 september 2017;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 3.173,32 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 609,-, voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2017 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.