Uitspraak
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende [adres, postcode en woonplaats].
[Schuldenares] zal hierna worden aangeduid als ‘schuldenares’.
1.Verloop van de procedure
- de bewindvoerder.
Rechtbank Den Haag
Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een vonnis uitgesproken in de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, die in 2016 was toegelaten tot de regeling. De rechter-commissaris had op 21 augustus 2017 een verzoek ingediend tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet voldoende had voldaan aan haar sollicitatieverplichting, aangezien zij in een periode van 17 maanden slechts zeven sollicitatiebewijzen had overgelegd. Tijdens een verhoor op 16 augustus 2017 kon de schuldenares niet voldoende toelichten waarom zij niet meer had gesolliciteerd, ondanks dat zij op de verplichtingen was gewezen.
Daarnaast bleek dat de schuldenares een hogere schuldenlast had dan bij de toelating bekend was, met een totale schuld van € 90.046,66 in plaats van de eerder opgegeven € 84.119,63. Dit was onder andere te wijten aan terugvorderingen van het UWV en de Belastingdienst, die niet waren gemeld bij de toelating. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet had voldaan aan haar informatieverplichting, wat ook een reden was geweest om haar niet toe te laten tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenares in de nakoming van haar verplichtingen toerekenbaar waren en dat er geen aanleiding was om de schuldsaneringsregeling te verlengen. De voordracht van de rechter-commissaris werd toegewezen en de schuldsaneringsregeling werd beëindigd. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op € 2.318,37, voor zover het boedelactief dit toelaat. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er werd melding gemaakt van het recht op hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.