Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, had op 14 juni 2017 asiel aangevraagd, maar uit Eurodac bleek dat hij op 6 november 2016 de buitengrens van de EU op illegale wijze via Italië had overschreden. De rechtbank oordeelde dat de autoriteiten van Italië op 18 januari 2017 waren verzocht om eiser over te nemen, maar dat zij hier niet tijdig op hadden gereageerd. Hierdoor was er sinds 19 maart 2017 sprake van een fictief claimakkoord, en eiser was op 18 mei 2017 aan de Italiaanse autoriteiten overgedragen. Eiser had zich op 10 juni 2017 opnieuw gemeld bij de Nederlandse autoriteiten, maar Italië had niet tijdig gereageerd op het verzoek om eiser terug te nemen, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond sinds 18 augustus 2017.
De rechtbank overwoog dat verweerder niet ten onrechte had verwezen naar de jurisprudentie over de asielprocedure in Italië en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in Italië asiel kon aanvragen, en de aanzegging om Italië te verlaten was niet in strijd met het non-refoulementbeginsel. De rechtbank concludeerde dat eiser bij de Italiaanse autoriteiten moest klagen indien er problemen zouden optreden in de asielprocedure. Eiser had ook niet kunnen aantonen dat hij geen toegang tot rechtsbijstand had in Italië. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.