Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2017 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een Ethiopische vrouw, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres had ook geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen op basis van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. Wel werd aan haar uitstel van vertrek verleend van 24 augustus 2016 tot en met 24 augustus 2017.
Eiseres had op 4 september 2015 haar asielaanvraag ingediend en stelde dat zij problemen ondervond in haar land van herkomst, Ethiopië, vanwege haar afkomst en haar HIV-status. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de door eiseres gestelde problemen ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat eiseres, ondanks haar HIV-status, niet in staat zou zijn om in Ethiopië te functioneren, en dat de gestelde discriminatie en marginalisatie niet voldoende waren om een asielvergunning te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres faalde en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Davis, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.