ECLI:NL:RBDHA:2017:12169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
09/857084-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en vrijspraak van verkrachting in coldcase-zaak

Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en verkrachting. De zaak betreft een coldcase, waarbij de verdachte op 6 juni 1997 in Leeuwarden een gouden ketting heeft gestolen van slachtoffer 1, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Slachtoffer 1 verklaarde dat de verdachte haar met een sleutelbos heeft bedreigd en haar heeft geslagen, waarna hij de ketting van haar hals heeft gerukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van slachtoffer 1 door meerdere bewijsmiddelen wordt ondersteund, waaronder getuigenverklaringen en een DNA-match met het sperma dat in een condoom is aangetroffen op de plaats delict. De verdachte ontkende de feiten en stelde dat hij nooit in het bezit is geweest van de ketting. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld en heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 dagen en een taakstraf van 200 uur.

Ten aanzien van de tweede aanklacht, verkrachting van slachtoffer 2 op 3 juli 1998, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was, aangezien de verklaringen van slachtoffer 2 niet werden ondersteund door andere getuigen of bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat de aangifte van slachtoffer 2 niet voldoende was om tot een veroordeling te komen, ondanks dat de verdachte wel had erkend seks met haar te hebben gehad, maar dit als vrijwillig beschouwde. De rechtbank benadrukte dat de vrijspraak niet betekent dat de rechtbank de verklaringen van slachtoffer 2 niet geloofde, maar dat er simpelweg onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857084-17
Datum uitspraak: 26 oktober 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juni 1997 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening op/aan de openbare weg (te weten de [adres] ) heeft weggenomen een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "je denkt toch niet dat ik hiervoor 1.600 gulden ga betalen, vuile kankerhoer, geef me die ketting terug" en/of
- ( vervolgens) heeft geprobeerd die (gouden) ketting van de hals van die [slachtoffer 1] te rukken/trekken en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] over de grond heeft gesleept (in/door de bosjes) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "geef hier dat ketting of ik sla je hartstikke dood met dit sleutelbos. Wou je soms dood?" en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, op haar benen en/of armen en/of hoofd, althans op haar lichaam, heeft geslagen (met die sleutelbos) en/of
- ( met kracht) die (gouden) ketting van de hals en/of (vervolgens) uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] heeft gerukt/getrokken;
2.
hij op of omstreeks 3 juli 1998 te Delft (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- zijn penis in de mond en/of vagina en/of de anus van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis laten zuigen en/of likken door die [slachtoffer 2] en/of
- de schaamlippen en/of de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of
- een (bier)flesje, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- een hoeveelheid cocaïne, althans een substantie, op de clitoris van die [slachtoffer 2] aangebracht en/of
- die [slachtoffer 2] een hoeveelheid cocaïne, althans een substantie, op zijn, verdachtes, penis laten aanbrengen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen) in de beslotenheid van de woning van die [slachtoffer 2]
- ( met kracht) zijn arm en/of hand en/of een voorwerp om de nek van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "naar boven, lopen" en/of "uitkleden alles" en/of "liggen" en/of
- een (leren) riem dreigend in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of (met kracht) met die riem op de bil(len) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of verstopt,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking houdt in dat verdachte zich op 6 juni 1997 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een gouden ketting van [slachtoffer 1] (feit 1). Daarnaast wordt hij ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van
[slachtoffer 2] op 3 juli 1998 (feit 2).
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan deze feiten. In het bijzonder heeft hij, ten aanzien van feit 1, verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van een gouden koningsketting en dat hij niet voldoet aan de signalementen die van de dader van dit feit zijn opgegeven. Het signalement is verder volgens hem zeer algemeen. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij zich de aangeefster herinnert en dat hij haar niet heeft verkracht maar tweemaal op vrijwillige basis seks met haar heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Ten aanzien van feit 1 [1]
Op 6 juni 1997 heeft [slachtoffer 1] onder meer aangifte gedaan van diefstal met geweld van haar gouden ketting en daarin het volgende naar voren gebracht.
Op vrijdag 6 juni 1997 omstreeks 3:50 uur is zij naar de [buurt] te Leeuwaren vertrokken om te gaan werken als prostituee. Op de [buurt] liep [naam] . Zij kent [naam] als “ [bijnaam] ”. [naam] vertelde haar dat zij een klant had die geen geld had, maar tegen betaling van een gouden ketting mee wilde gaan. De man toonde aan [slachtoffer 1] een gouden ketting. De ketting leek op een koningsketting en was voorzien van grote schakels. [naam] was naar de [buurt] gekomen in een blauwe Ford Escort. In deze Ford Escort reden [naam] , [slachtoffer 1] en de klant naar de woning van [naam] . De woning van [naam] lag aan de [adres] . Zij zijn samen de woning binnengegaan. In de woning was een haar onbekende man aanwezig. Deze man bekeek de ketting en verklaarde dat het om nepgoud ging. [slachtoffer 1] was er vrij zeker van dat de ketting van echt goud was. Zij liep met de klant naar buiten. Zij ging akkoord met betaling van de ketting voor seks en zij ging met de klant de bosjes van de [adres] in. Ze heeft hem gezegd dat ze maar één condoom bij zich had en maar één keer seks met hem wilde hebben. In de bosjes kreeg zij de ketting van de klant en deed deze om haar hals. Zij deed een condoom om de penis van de klant en ze hadden seks met elkaar. Daarna wilde de klant echter de ketting waarmee hij voor de seks had betaald van haar terug hebben. Hij zei: “Je denkt toch niet, dat ik hiervoor 1600 gulden ga betalen, vuile kankerhoer. Geef me die ketting terug”. De man probeerde de ketting van haar hals te rukken. Zij verzette zich hiertegen. Zij was betaald voor de seks en wilde de ketting niet meer afstaan. De man begon geweld te gebruiken om de ketting terug te krijgen. Hij pakte [slachtoffer 1] bij haar benen beet en sleepte haar over de grond verder de bosjes in. Zij probeerde de man van zich af te trappen. Zij schreeuwde om hulp. De man had een sleutelbos in zijn hand. Hij zei: “Geef hier dat ketting of ik sla je hartstikke dood met dit sleutelbos. Wou je soms dood?”. De man sloeg haar met kracht overal op haar lichaam. De man rukte de ketting met kracht van haar hals. Zij pakte de ketting met haar handen vast. De man rukte de ketting uit haar handen en rende weg. Zij had pijn en letsel in de vorm van wonden, krassen en blauwe plekken op haar been, armen en hoofd.
Het signalement van de man was volgens aangeefster: donker uiterlijk, Hindoestaan (vermoedelijk Surinamer), ongeveer 1,70 meter tot 1,80 meter, kortgeknipt stijl zwart haar, geen bijzonderheden aan zijn gezicht, geen opvallend brede neus of dikke lippen, geen baard of snor, geen bril, sprak beschaafd Nederlands met Amsterdamse uitdrukkingen, droeg een witte spijkerbroek, wit T-shirt, zwarte riem. [2]
Op de armen, benen en rug van aangeefster waren diverse streepvormige verwondingen zichtbaar. Het is volgens een verbalisant mogelijk dat deze verwondingen zijn ontstaan door het slaan/krassen met een scherp voorwerp, zoals een (sleutel)bos. [3]
Getuige [getuige] was op 6 juni 1997 aanwezig in de woning van genoemde [naam] en heeft het volgende verklaard.
‘ [naam] ’ kwam op 6 juni 1997 rond 3:30 uur aan in haar woning met een blanke vrouw met een grof gezicht en een Indonesische man (signalement: 1,70 meter tot 1,75 meter lang, tenger postuur, ongeveer 20 jaar oud, lichtbruine huidskleur, kort donker stijl haar, geen snor of baard, geen uiterlijke littekens of tatoeages, wit strak T-shirt, spijkerbroek, sprak met een overdreven Amsterdams accent). De man droeg een goudkleurige schakelketting om zijn nek. Dit weet [getuige] zeker omdat [getuige] , een Marokkaanse jongen die ook in de woning van [naam] aanwezig was, deze ketting kreeg aangeboden. [getuige] wilde de ketting niet hebben omdat deze volgens hem nep was. Nadat [naam] thuis was gekomen, is [getuige] nog een minuut of vijf in haar woning gebleven. Daarna is hij weggegaan. Toen hij om ongeveer 4:00 uur weer bij de woning terugkwam, waren de vrouw met het grove gezicht en de Indonesische man vertrokken. [4]
Getuige [getuige] (de rechtbank begrijpt: [naam] / [naam] ) heeft verklaard dat zij op 6 juni 1997, in de vroege ochtenduren, samen met [getuige] en [getuige] aanwezig was in haar woning gelegen aan de [adres] te Leeuwarden. Zij wilde naar de stad gaan om wat te eten te kopen. Zij leende de auto van [getuige] , te weten een blauwe Fort Escort. Toen zij over de [buurt] reed, zag zij [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] is een prostituee. Zij was in het gezelschap van een man van 20 tot 25 jaar oud. De man had een gouden ketting bij zich die als betaling kon dienen. [getuige] stelde voor om de ketting te laten taxeren door de mannen die in haar woning aanwezig waren. [slachtoffer 1] en de man stapten bij haar in de auto. Zij reden naar haar woning. [getuige] en [getuige] bekeken de ketting. Zij hadden geen belangstelling voor de ketting omdat deze volgens hen niet echt was. Het ging om nepgoud. [slachtoffer 1] vertrok met de klant. Enige tijd later hoorde [getuige] dat [slachtoffer 1] een wip met de klant had gemaakt voor die ketting. De zaak was uit de hand gelopen. De klant had [slachtoffer 1] de ketting afhandig gemaakt, waarna beiden “aan het vechten zijn geraakt.” [slachtoffer 1] liet aan [getuige] de verwondingen zien die ze hierbij had opgelopen. [getuige] zag bij [slachtoffer 1] meerdere blauwe plekken en schaafplekken. [5]
De beroving/mishandeling heeft volgens aangeefster plaatsgevonden in een groenstrook rondom een transformatorhuisje dat is gelegen ten zuiden van de [adres] in Leeuwarden. In deze groenstrook heeft een verbalisant een condoom, een verpakking van een condoom en een pluk haar aangetroffen. De lengte en kleur van dit haar kwamen visueel overeen met het haar van het slachtoffer [slachtoffer 1] . In de aarde van de groenstrook waren diverse schoensporen zichtbaar.
Voornoemd condoom is op vrijdag 6 juni 1997 omstreeks 5:30 uur veiliggesteld. [6] Door
ir. [naam] , werkzaam bij het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie, is sperma aangetroffen in het condoom. Dit spermaspoor is bewaard bij het Gerechtelijk Laboratorium. [7]
In maart 2008 is gebleken dat het DNA-profiel van voornoemd spermaspoor een match opgeleverde met het DNA-profiel van verdachte. [8]
Omtrent voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangifte op vele punten door ander bewijs wordt ondersteund.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat zij een ketting heeft ontvangen van een klant als betaling van haar diensten als prostituee. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige] over de ketting waarmee een potentiële klant aangeefster voor seks wilde betalen en in de verklaring van getuige [getuige] over de vrouw en de man met de ketting die met [getuige] meekwamen. Verder vindt de verklaring van aangeefster steun in het aantreffen van een condoom en de verpakking van een condoom in de groenstrook van de [adres] , de plek waarvan zij verklaarde dat daar de seks had plaatsgevonden. Dat de klant over wie [slachtoffer 1] heeft verklaard haar de ketting weer heeft afgenomen en daarbij geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt en haar heeft bedreigd, acht de rechtbank ook bewezen nu de aangifte behalve op de hiervoor vermelde punten ook op dit punt steun vindt in ander bewijs, namelijk in de aangetroffen pluk haar en de letsels die slechts enkele uren na het incident door een verbalisant bij aangeefster zijn geconstateerd. Uit de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat ook zij direct na het voorval letsel heeft gezien bij [slachtoffer 1] .
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte de klant is over wie [slachtoffer 1] heeft verklaard.
De raadsvrouw heeft betoogd dat uit het feit dat op de plaats van het delict een condoom is aangetroffen met sperma van verdachte niet kan worden afgeleid dat verdachte de dader is geweest. Op basis van deze omstandigheid kan zelfs niet worden bewezen dat verdachte op deze bewuste plek seks heeft gehad, omdat het condoom op die plek kan zijn weggegooid nadat verdachte elders seks heeft gehad, aldus de raadsvrouw.
In dit verband overweegt de rechtbank als volgt. Zoals vermeld past het aantreffen van een condoom, een verpakking en een pluk haar die van aangeefster zou kunnen zijn, aangetroffen op juist die plek, naadloos bij de aangifte. Aangezien het condoom daar bovendien korte tijd na het incident is aangetroffen, beschouwt de rechtbank het condoom met sperma als een daderspoor. Zij merkt daarbij op dat uit het dossier niet blijkt dat de plaats delict destijds een afwerkplek was. Bovendien zijn er behalve eerdergenoemd condoom kennelijk geen andere condooms op deze plek aangetroffen.
Gelet op de DNA-match concludeert de rechtbank dan ook dat verdachte de dader moet zijn geweest. Dat het door de getuigen en aangeefster opgegeven signalement van de dader niet 100% overeenkomt met het signalement van verdachte, doet hieraan niets af, nu de opgegeven signalementen niet dusdanig afwijkend zijn van het signalement van de verdachte dat hij reeds om die reden als dader kan worden uitgesloten. Bovendien vertonen de opgegeven signalementen van de dader op een aantal punten (waaronder zijn getinte huid en donkere haar) wel degelijk overeenkomsten met het signalement van verdachte.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een ketting van [slachtoffer 1] en dat hij daarbij geweld tegen haar heeft gebruikt en haar heeft bedreigd met geweld.
3.4.2
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] heeft op 3 juli 1998 aangifte gedaan van verkrachting, gepleegd in de vroege ochtend van diezelfde dag. Zij heeft verklaard dat zij in totaal drie keer op grove wijze is verkracht door een jongen die zij die avond daarvoor had ontmoet in het uitgaansleven van Delft. Uit haar verklaring blijkt dat zij, nadat de dader haar woning had verlaten, aan een vriendin, [naam] van [naam] , over de verkrachting heeft verteld. Ook verklaart zij daarna de huisarts te hebben gebeld. In het dossier is hiervoor steun te vinden in een 19 jaar later afgelegde verklaring van Van [naam] en een afschrift van de journaalgegevens van de huisarts.
Onderzoek van een spermaspoor op een handdoek leverde een match op met verdachte. Hij heeft verklaard dat hij wel seks met aangeefster heeft gehad, maar dat dat vrijwillig was.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering mag de rechtbank een bewezenverklaring niet baseren op de verklaring van één enkele getuige. Voor een veroordeling is (iets) meer nodig. Het dossier bevat echter geen bewijsmiddelen die niet direct of indirect van aangeefster zelf afkomstig zijn. Wat Van [naam] en de huisarts hebben vermeld, hebben zij immers allebei van aangeefster gehoord. Daardoor zijn alle bewijsmiddelen terug te voeren op slechts één bron, aangeefster.
Daarmee is wat aan de rechtbank is voorgelegd onvoldoende voor het noodzakelijke wettig bewijs. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2.
Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat daarmee niet gezegd is dat aangeefster heeft gelogen; de rechtbank constateert niet meer en niet minder dan dat er onvoldoende bewijs is voor een veroordeling.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 06 juni 1997 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aan de openbare weg (te weten de [adres] ) heeft weggenomen een ketting, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "je denkt toch niet dat ik hiervoor 1.600 gulden ga betalen, vuile kankerhoer. Geef me die ketting terug" en
- vervolgens heeft geprobeerd die gouden ketting van de hals van die [slachtoffer 1] te rukken en
- de benen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vervolgens die [slachtoffer 1] over de grond heeft gesleept door de bosjes en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "geef hier dat ketting of ik sla je hartstikke dood met dit sleutelbos. Wou je soms dood?" en
- die [slachtoffer 1] met kracht op haar benen en armen en hoofd heeft geslagen en
- met kracht die ketting van de hals en vervolgens uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gerukt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van (een van) de aan verdachte tenlastegelegde feiten, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om rekening te houden met de volgende omstandigheden. Feit 1 dateert van 19 jaar geleden. Feit 2 dateert van 20 jaar geleden. Gelet op het moment waarop de DNA-matches zijn geconstateerd, had verdachte negen jaar geleden al voor deze feiten kunnen worden vervolgd. Verdachte is daardoor ernstig geschaad in zijn verdediging. Daarnaast is verdachte ernstig geschaad door de enorme media-aandacht die voor deze feiten bestaat. Verdachte is al ruim 10 jaar niet meer met justitie in aanraking geweest en leidt al jarenlang een heel ander leven dan hij vroeger deed. Hij woont nu als huisvader met zijn gezin in Friesland.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een ketting, waarbij hij fors geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Daardoor heeft zij letsel op haar hele lichaam opgelopen. Deze gewelddadige beroving moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest, temeer nu verdachte haar met de dood heeft bedreigd. Daaraan heeft verdachte zich niets gelegen laten liggen.
Bij de bepaling van de duur van de straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Uit deze oriëntatiepunten volgt dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden een passende reactie is als een verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan “straatroof met licht geweld of verbale bedreiging” en een gevangenisstraf van 8 maanden in het geval van recidive. De rechtbank concludeert dat sprake is van recidive aangezien verdachte zich - blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 september 2017 - in de vijf jaar voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit, eerder schuldig heeft gemaakt een geweldsdelict. Gelet op het voornoemde, acht de rechtbank een gevangenisstraf een passende reactie op het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd.
Nu de bewezenverklaarde beroving zich ruim twintig jaar geleden heeft afgespeeld en verdachte, blijkens eerdergenoemd strafblad, al ruim negen jaar niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een straf op te leggen die ertoe zal leiden dat hij weer terug moet naar de gevangenis. Daarbij geldt ook dat blijkens de reclasseringsrapportage van 4 oktober 2017 bij verdachte momenteel sprake is van positieve persoonlijke omstandigheden. Gelet op het door verdachte toegepaste forse geweld is de rechtbank echter van oordeel dat het louter opleggen van een taakstraf geen recht doet aan de ernst van het feit. Zij zal om die reden, naast een taakstraf, tevens een gevangenisstraf aan verdachte opleggen die qua duur gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het feit dat er sprake is van een reeds negen jaar oude DNA-match waardoor verdachte al veel eerder vervolgd had kunnen worden, aangezien op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte hier nadeel van heeft ondervonden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Inhoud van de vordering
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 12.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 12.000,00, subsidiair 95 dagen hechtenis, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen gelet op de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van het feit waarop de vordering betrekking heeft, te weten feit 2.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, nu deze vordering niet eenvoudig van aard is en zich derhalve niet leent voor behandeling in het stafproces.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, te weten feit 2, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder
1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
29 (negenentwintig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte ook tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
200 (tweehonderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) dagen;
vordering benadeelde partij
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.C. Bours, voorzitter,
mr. J. Eisses, rechter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016338843, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 321).
2.Proces-verbaal van verklaring [slachtoffer 1] , p. 31 t/m 33.
3.Proces-verbaal van technisch onderzoek, p. 45.
4.Proces-verbaal van verklaring getuige G. [getuige] , p. 70 en 71.
5.Proces-verbaal van verklaring getuige D. [getuige] , p. 72 en 73.
6.Proces-verbaal van technisch onderzoek, p. 45 en 50 en proces-verbaal p. 51.
7.Een geschrift, te weten een rapport van 4 juli 1997, opgesteld door ir. [naam] , werkzaam bij het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie, p. 54 en 55.
8.Een geschrift, te weten een dagrapport, p. 74 t/m 84.