ECLI:NL:RBDHA:2017:12106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/529284 / JE RK 17-589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg na crisisopvang

Op 9 oktober 2017 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Deze beschikking volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 16 juni 2017 was ingediend. De kinderrechter had eerder op 21 juni 2017 al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot crisisopvang verleend voor de minderjarigen. De ouders, de vader en de moeder, waren beiden aanwezig bij de zitting, bijgestaan door tolken en hun advocaat, mr. H. Devkinandan.

Tijdens de zitting op 9 oktober 2017 werd het verzoek van de Raad om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg opnieuw besproken. De Raad stelde dat de situatie van de ouders onvoldoende was verbeterd en dat er nog te weinig zicht was op hun opvoedvaardigheden. De ouders voerden verweer en gaven aan dat zij vrijwillig meewerkten aan de hulpverlening en dat de lange wachtlijsten voor hulpverlening hen in de weg stonden. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren, gezien de ontwikkelingsachterstand en gedragsproblemen van de kinderen.

De kinderrechter besloot uiteindelijk om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, waarbij de minderjarigen van 23 oktober 2017 tot 23 maart 2018 in een voorziening voor pleegzorg geplaatst zouden worden. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking werd openbaar uitgesproken, en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/529284 / JE RK 17-589
Datum uitspraak: 9 oktober 2017

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 16 juni 2017 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Devkinandan te Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 21 juni 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van 21 juni 2017 tot 23 maart 2018 en is een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisispleegzorg van 21 juni 2017 tot 23 oktober 2017. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 21 juni 2017;
- een schriftelijke rapportage over de laatste stand van zaken van de zijde van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
Op 9 oktober 2017 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [de heer A] , namens de Raad;
- [de heer B] , namens William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling);
- de vader, bijgestaan door [de heer C] een tolk in de Somalische taal;
- moeder, bijgestaan door [mevrouw D] , een tolk in de Poolse taal;
- mr. H. Devkinandan.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad persisteert bij het verzoek op dezelfde gronden als omschreven in de beschikking d.d. 21 juni 2017. Door de Raad is ter zitting naar voren gebracht dat de situatie onvoldoende is verbeterd en dat er nog te weinig zicht is op de opvoedvaardigheden van de ouders en hun leerbaarheid ten aanzien daarvan. Ook de taalbarrière is een contra-indicatie voor terugplaatsing. Voorts verloopt de omgang van de ouders met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wat moeizaam. De komende tijd zal door de gecertificeerde instelling het traject ‘voorkomen uithuisplaatsing’ (hierna te noemen: VUHP) en andere hulpverlening worden ingezet om meer zicht te krijgen op de situatie en daar verbetering in aan te brengen.
De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht achter het verzoek van de Raad te staan. VUHP is niet eerder gestart, omdat er een wachtlijst was. De ouders zijn tevens aangemeld voor een dagbehandeling. Er is nog geen zicht op wanneer dat zal starten. Het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de pleeggezinnen waar zij verblijven.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd. Verzocht is om het verzoek af te wijzen, omdat de ouders vrijwillig meewerken aan alle benodigde hulpverlening en VUHP ook thuis kan worden ingezet. Zij willen er alles aan doen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer bij hen te laten wonen. De afgelopen maanden is er helaas niets concreets gebeurd wat betreft hulpverlening. De ouders en de kinderen mogen niet de dupe zijn van de lange wachtlijsten voor hulpverlening. De ouders krijgen geen ondersteuning en begeleiding en er is veel onduidelijkheid. Ze hebben het gevoel dat ze aan hun lot worden overgelaten, terwijl er wel steeds naar ze wordt gewezen en ze van alles verkeerd zouden doen. De ouders zijn geschrokken van de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt opgemerkt dat de ouders meer duidelijkheid willen over wat er van ze wordt verwacht. De vader ontkent tot slot ten stelligste dat hij tegen [minderjarige 1] heeft gezegd dat [minderjarige 1] weer mee naar huis zou gaan. [minderjarige 1] heeft het constant over de vader en wellicht heeft hij dit verklaard omdat hij de vader mist.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een ontwikkelingsachterstand en gedragsproblemen bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat de ouders nog steeds nog onvoldoende in staat moeten worden geacht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de basale zorg en veiligheid te bieden die zijn nodig hebben en de bedreigde ontwikkeling weg te nemen. De zorgen zijn niet afgenomen. Eén van de oorzaken daarvan is dat de hulpverlening als gevolg van lange wachtlijsten nog onvoldoende van de grond is gekomen. De bezoeken zijn wel uitgebreid. Hoewel uit observaties van die bezoeken is gebleken dat de ouders dol zijn op hun kinderen, blijft het de vraag of de ouders in staat zijn om de signalen van de kinderen te lezen en hier adequaat op in te springen. Het is van groot belang dat er de komende periode intensief met zowel de kinderen als de ouders aan de slag wordt gegaan, zodat er meer duidelijkheid komt ten aanzien van de opvoedvaardigheden en de leerbaarheid van de ouders en het perspectief voor de kinderen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 23 oktober 2017 tot 23 maart 2018, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. Wijnholt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.