In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek tot deze machtiging is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder toezicht was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De minderjarige heeft moeite met emotieregulatie, accepteert geen gezag en er zijn zorgen over radicalisering. De rechtbank oordeelt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de jeugdhulp onttrekt.
De rechtbank heeft de zorgen van de ouders, die pleiten voor ambulante hulp, gehoord, maar oordeelt dat de situatie nog niet veilig genoeg is voor een terugkeer naar huis. De ouders hebben aangegeven dat de minderjarige openstaat voor hulp, maar de rechtbank is van mening dat de problematiek nog niet voldoende is behandeld. De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden, van 7 oktober 2017 tot 25 maart 2018, en benadrukt dat zodra het verantwoord is, de minderjarige verloven moet krijgen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.