3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Naar aanleiding van een melding is de politie op 3 november 2015 naar het [naam school] gegaan, een school voor kinderen met een meervoudige handicap, gelegen aan het [adres] te Den Haag, alwaar een chauffeur zojuist betrapt zou zijn op het zoenen met een gehandicapt meisje.
Ter plaatse heeft [getuige] , docente op de betreffende school, tegenover de politie verklaard dat zij gezien heeft dat een leerlinge van de school genaamd [slachtoffer] voorovergebogen stond in de bus en de chauffeur, zijnde verdachte, mond op mond kuste. Vervolgens zou verdachte tegen haar verklaard hebben dat [slachtoffer] hem weleens zoent en dat hij dit niet kan tegenhouden.
Door de directeur van de school, [aangever] , is op 5 november 2015 aangifte gedaan tegen verdachte. Hij heeft verklaard dat verdachte een chauffeur is van [naam bedrijf] , welk bedrijf het vervoer van leerlingen voor de school verzorgt. Verdachte heeft in de kamer van [aangever] , in het bijzijn van [getuige] , verklaard dat [slachtoffer] hem wilde zoenen en dat hij het niet heeft tegengehouden.
Op 6 november 2015 heeft de politie [getuige] aanvullend als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] op de afdeling van het Voortgezet speciaal onderwijs zit. Op 3 november omstreeks 08:40 uur werd zij gealarmeerd door een college die had gezien dat de bus, waar nog een leerlinge van de school inzat, was weggereden. Hierop is zij naar de parkeerplaats van de school gelopen en zag zij de betreffende bus ver in een hoek staan. Toen zij naar de bus toe liep zag zij [slachtoffer] en verdachte in de bus. Verdachte zat op dat moment op de bestuurdersstoel en [slachtoffer] stond naast hem. Zij zag dat hun hoofden tegen elkaar aan zaten en zij had het idee dat er gezoend werd. Daarop heeft zij verdachte en [slachtoffer] aangesproken, waarna [slachtoffer] richting haar klas is gelopen en verdachte stilzwijgend met [getuige] is meegelopen. Aangekomen in het kantoor, waarbij ook [aangever] aanwezig was, heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem gezoend had en dat hij dat niet had kunnen stoppen.
Op 1 december 2015 heeft er een studioverhoor plaatsgevonden met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1999.Zij heeft tijdens dit verhoor onder meer verklaard dat zij met verdachte ging zoenen. Zij heeft verdachte gevraagd om een keer te zoenen waarop verdachte zei dat dat toch niet kon, maar na doorvragen is dat toch gebeurd. Na de vakantie gingen zij echt zoenen, met haar lippen op zijn tong en hierbij deed hij ook zijn mond open en kwam naar voren. Zij gingen vaak samen in de bus liggen, verdachte bovenop haar, omdat zij bang was dat zij gezien zouden worden. Verdachte heeft ook aan haar borsten gezeten en aan haar kont. Hij heeft met zijn handen aan haar borsten gezeten, maar haar kleding is niet uit geweest. Vervolgens ging hij wrijven en knijpen over haar borsten. Ook tijdens het zoenen heeft verdachte aan haar borsten gezeten. De eerste keer dat hij aan haar borsten heeft gezeten was nog voordat zij gezoend hadden. Ook kneep verdachte haar in haar billen of gaf haar billenkoek. Dit is gebeurd voordat hij aan haar borsten heeft gezeten. Alles is begonnen voor de zomer van 2014. Toen zij bezig was met de lift van de bus omhoog en omlaag doen gaf verdachte haar billenkoek. De dag daarna ging zij weer helpen en ging verdachte wrijven.
Naar aanleiding van het incident heeft de politie de telefoon van [slachtoffer] onderzocht waarbij is gebleken dat er tussen 3 september 2015 en 29 oktober 2015 diverse WhatsApp gesprekken hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte.
Op 21 december 2015 heeft de politie verdachte gehoord. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] begin 2014 voor het eerst heeft gezien. Hij heeft in totaal twee of drie keer gezoend met [slachtoffer] en heeft hierbij de tong van [slachtoffer] aangeraakt. Daarnaast heeft hij haar betast over haar kleding heen bij haar borsten. Dit is allemaal gebeurd in de bus. Hij heeft verklaard dat hij niet bovenop [slachtoffer] is gaan liggen omdat hij 85 kilo weegt en rekening met haar wilde houden, maar dat hij wel naast haar in de bus heeft gelegen. Hij heeft verder verklaard dat de punten die [slachtoffer] heeft verklaard volgens hem wel kloppen. Rond de herfstvakantie van 2015 heeft hij voor het eerst met [slachtoffer] gezoend. Als hem later in het verhoor nogmaals wordt gevraagd hoe vaak hij met [slachtoffer] heeft gezoend antwoordt hij dat hij in totaal wel drie of vier keer met haar gezoend heeft.Voorts heeft verdachte verklaard dat hij vanaf september 2015 als vaste chauffeur werkzaam was voor de school, maar dat hij daarvoor weleens als chauffeur voor de school heeft gewerkt als invaller, bijvoorbeeld in de zomer van 2014.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van aangeefster, welke verklaring op essentiële punten steun vindt in de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] , bestaande uit het tongzoenen en betasten/wrijven over de billen en borsten. De rechtbank is hierbij van oordeel dat er gerede twijfel bestaat of verdachte ook daadwerkelijk bovenop [slachtoffer] is gaan liggen en sluit in dat verband niet uit dat verdachte in plaats van bovenop, naast haar in de bus heeft gelegen, zoals verdachte zelf ook verklaard heeft. Verdachte zal daarom ten aanzien van dat onderdeel uit de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw is bepleit, de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het betasten van de borsten en billen van [slachtoffer] uit te sluiten van het bewijs. Uit het betreffende proces-verbaal van verhoor van verdachte is niet gebleken dat de verklaring van verdachte onjuist geverbaliseerd is of dat verdachte op enig moment door de politie op onaanvaardbare wijze onder druk is gezet. Uit het proces-verbaal blijkt dat aan verdachte open vragen zijn gesteld waarna hij zelf uit eigen beweging over het betasten van de borsten van [slachtoffer] heeft verklaard. Er is naar aanleiding daarvan doorgevraagd en ook bij die gelegenheid heeft verdachte niet aangegeven dat hij anders heeft verklaard of dat hij iets anders heeft bedoeld. Sterker nog, nadat de politie de belastende verklaring van [slachtoffer] aan hem heeft voorgelezen - onder meer over het aanraken van de borsten
en billen-, verklaart verdachte juist dat die punten volgens hem wel kloppen.
De pleegperiode
Voor wat betreft de pleegperiode stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer] heeft verklaard dat het tussen haar en verdachte allemaal is begonnen na de zomer van 2014. De pleegmoeder van [slachtoffer] , [naam] , heeft verklaard dat [slachtoffer] geen goed tijdsbesef heeft.Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] al kende in 2014, maar dat hij pas na de herfstvakantie van 2015, toen hij als vaste chauffeur werkte, voor het eerst met haar heeft gezoend. Als [slachtoffer] gevraagd wordt wanneer zij voor het eerste heeft gezoend met verdachte antwoordt zij dat zij na de vakantie echt gingen zoenen, maar onduidelijk blijft welke vakantie zij hier bedoeld heeft. Gebleken is verder dat er in de periode 3 september 2015 en 29 oktober 2015 WhatsApp-contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] , waarbij onder meer afspraakjes worden gemaakt en verdachte (op 16 oktober 2015) schrijft dat ze goed kan kussen. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat weliswaar bewezen kan worden dat verdachte en aangeefster elkaar al enige tijd kenden, maar dat op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte niet kan worden uitgesloten dat de ontuchtige handelingen (pas) gedurende de WhatsApp gesprekken zijn ontstaan en uiteindelijk hebben plaatsgevonden rond de herfstvakantie van 2015.
Eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd in de periode van 1 juni 2014 tot 14 september 2015 zodat verdachte ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd in de periode van 15 september 2015 tot 3 november 2015. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of [slachtoffer] op de momenten dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden ook aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, hetgeen voor een bewezenverklaring van artikel 249 eerste lid van Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de verklaring van de directeur van de school [naam school] en de verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte, ten tijde van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen, als chauffeur werkzaam was bij [naam bedrijf] , welk bedrijf in de gemeente Den Haag werd ingezet voor het vervoeren van leerlingen van de school. Dit brengt met zich dat de leerlingen van de school bij dit vervoer aan de zorg en waakzaamheid van de betreffende chauffeur van dat bedrijf waren toevertrouwd. [slachtoffer] is een leerlinge van voornoemde school. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in en nabij de bus van verdachte die op dat moment werkzaam was in zijn hoedanigheid van taxichauffeur. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat [slachtoffer] daarmee op de momenten dat zij samen met verdachte in of nabij de bus was, en de ontuchtige handelingen plaatsvonden, aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Dat zij doorgaans niet door verdachte maar door een andere chauffeur van en naar huis en school werd vervoerd, doet daaraan niet af.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als taxichauffeur voor kinderen van het speciaal onderwijs in de periode 15 september 2015 tot en met 3 november 2015 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] door het geven van tongzoenen en het betasten en/of wrijven op/over de billen en borsten.