In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiseres, een ondernemer die een cateringservice exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009, waarbij de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling waren gecorrigeerd. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan het urencriterium van 1.225 uren, wat essentieel is voor het verkrijgen van deze aftrekken. Eiseres had een achteraf opgesteld urenoverzicht overgelegd, maar de rechtbank vond dit onvoldoende gespecificeerd en verifieerbaar. De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de lange duur van de procedure aanleiding gaf tot een vergoeding van immateriële schade aan eiseres, vastgesteld op € 1.000. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn was overschreden, en dat de overschrijding geheel voor rekening van de verweerder kwam. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan het urencriterium voor ondernemers en de noodzaak van een deugdelijke administratie.
De rechtbank heeft de verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.