In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. van Harmelen, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, die de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner had afgewezen. Verzoeker heeft op 5 september 2016 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door mr. J.W. Kreumer. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van EUR 990,-.
De voorzieningenrechter overwoog dat er voldoende aanleiding was om het verzoek toe te wijzen, nu eiser nadere financiële stukken had ingebracht en verweerder had toegezegd deze stukken nader te zullen onderzoeken. Ook zal verweerder de door verzoeker en referente gestelde partnerrelatie nader beoordelen, waarbij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) zal worden betrokken. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.