ECLI:NL:RBDHA:2017:11878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 20045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening verblijf bij partner; afwijzing aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. van Harmelen, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, die de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner had afgewezen. Verzoeker heeft op 5 september 2016 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door mr. J.W. Kreumer. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van EUR 990,-.

De voorzieningenrechter overwoog dat er voldoende aanleiding was om het verzoek toe te wijzen, nu eiser nadere financiële stukken had ingebracht en verweerder had toegezegd deze stukken nader te zullen onderzoeken. Ook zal verweerder de door verzoeker en referente gestelde partnerrelatie nader beoordelen, waarbij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) zal worden betrokken. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/20045
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 oktober 2017 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
tegen
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder
(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer)

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner afgewezen.
Verzoeker heeft bij brief van 5 september 2016 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting doet de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot op het bezwaar is beslist; en
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
EUR 990,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van EUR 495,- en een wegingsfactor 1).

Overwegingen

De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Nu eiser nadere financiële stukken heeft ingebracht en verweerder heeft toegezegd deze stukken nader te zullen onderzoeken en te betrekken in de besluitvorming en zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening, bestaat er voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Voorts zal verweerder de door verzoeker en referente gestelde partnerrelatie nader beoordelen, waarbij de gestelde inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) zal worden betrokken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.