ECLI:NL:RBDHA:2017:11868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.7609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser met betrekking tot bekering en seksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft aangevoerd dat hij zich in Iran heeft bekeerd tot het christendom en dat hij daar problemen heeft ondervonden, waaronder arrestatie en detentie. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van eiser over zijn bekering en de problemen die hij heeft ondervonden niet geloofwaardig werden geacht.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over zijn bekering en de bezoeken aan de huiskerk inconsistent en ongerijmd zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk wordt gezocht door de Iraanse autoriteiten of dat hij ernstige problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. Eiser heeft geen nieuwe relevante argumenten aangedragen die de afwijzing zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.7609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 25 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.7610, plaatsgevonden op 14 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is ter zitting verschenen mevrouw Mehrian, als tolk.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1983 en de Iraanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 8 augustus 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft, kort samengevat, aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich in Iran heeft bekeerd tot het christendom en dat hij daar meerdere keren een huiskerk heeft bezocht. Eiser is gevlucht nadat hij hoorde dat er een inval was gedaan in de huiskerk en dat er mensen waren gearresteerd. Ook heeft eiser verklaard dat hij meer van jongens houdt dan van meisjes en dat hij in Iran een relatie heeft gehad met een jongen. Daarnaast is eiser uitgescholden door de religieuze politie, de Basij, omdat hij een bord met daarop zijn achternaam, dat boven zijn winkel hing, niet weg wilde halen. Verder heeft eiser verklaard dat hij gearresteerd en gedetineerd is geweest vanwege problemen die te maken hebben met het bezit van een hond.
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- De gestelde identiteit en nationaliteit van eiser;
- De gestelde bekering van eiser tot het christendom;
- De problemen die eiser heeft ondervonden als gevolg van de bekering tot het christendom;
- De gestelde seksuele gerichtheid van eiser;
- Arrestatie, detentie en mishandeling van eiser vanwege het bezit van een hond.
4. Verweerder acht de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig. De overige relevante elementen acht verweerder niet geloofwaardig.
5. Eiser voert, kort samengevat, aan dat de bekering, de bezoeken aan de huiskerk en de problemen met de Basij onterecht als ongeloofwaardig zijn geacht en dat de bezoeken aan de huiskerk onterecht niet als afzonderlijk relevant element is aangemerkt. Eiser verwijst voorts, ten aanzien van zijn standpunt over zijn seksualiteit, naar de zienswijze.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Voor het vaststellen van de relevante elementen is het asielrelaas van eiser het uitgangspunt. Zoals uit eisers verklaringen blijkt, hangen zijn bekering en de huisbezoeken nauw met elkaar samen. Verweerder heeft deze twee onderwerpen dan ook niet ten onrechte gezamenlijk in het relevante element ‘de gestelde bekering van eiser tot het christendom’ behandeld. De beroepsgrond van eiser op dit punt slaagt niet.
6.2
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de manier waarop hij in contact kwam met de huiskerk, ongerijmd zijn. Eiser is in zijn winkel door een christelijke klant ([persoon A]) uitgenodigd om een keer mee te gaan naar de huiskerk. Eiser had nog niet eerder met [persoon A] gesproken over het christendom. Opvallend is allereerst dat [persoon A] het risico zou nemen om eiser uit te nodigen bij hem thuis om een besloten kerkbijeenkomst bij te wonen, gelet op het feit dat het evangeliseren van geboren moslims zwaar wordt bestraft. Eisers verwijzing naar het Thematisch ambtsbericht over de situatie van Christenen en van LHBT’s in Iran van 2015 maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat [persoon A] een zeer goede reden had om eiser uit te nodigen voor een huiskerkbezoek, waardoor het handelen van [persoon A] op zichzelf al bevreemdend kan worden geacht.
Ook opvallend is dat eiser dezelfde dag nog is ingegaan op de uitnodiging en dat hij, als niet praktiserende moslim waarvan niet is gebleken dat hij geloof belangrijk vond, vrij plotseling is bekeerd tot het christendom. Dit is met name opvallend gelet op het land van herkomst, waar de islam de enige voorgeschreven religie is en waar iemand grote risico’s loopt wanneer dit geloof wordt losgelaten. Van eiser mag daarom ook verwacht worden dat hij duidelijk kan verklaren over zijn keuze voor het christendom en over het proces van bekering. Zijn verklaring, dat hij zich slecht voelde omdat hij dwars werd gezeten door de Basij, en dat hij daarom ontvankelijk was voor de uitnodiging van [persoon A] die naar hem luisterde, is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er ook andere, minder risicovolle, manieren zijn om met de door eiser gestelde stress om te gaan. Eisers verwijzing naar het informatiebericht SUA 2016
‘Handvatten horen en beslissen in bekeringszaken’leidt daarbij niet tot een ander oordeel. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, bevat het informatiebericht theoretische informatie over de achtergrond van bekeringen. Dat er verschillende manieren zijn om te bekeren doet niet af aan de uitkomst van de individuele beoordeling van eisers verklaringen, namelijk dat deze overwegend ongerijmd zijn. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser niet bijdragen aan de geloofwaardigheid daarvan.
6.3
Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser heeft verklaard in een periode van vier á vijf maanden drie keer naar de huiskerk te zijn gegaan en dat hij zich daarna als christen beschouwde, dit mede gelet op het feit dat eiser voor die tijd niets wist over het christendom en dat eiser zonder verder kennis op te doen van het christendom zegt te zijn bekeerd. Eisers verklaring dat hij zich niet verder heeft kunnen verdiepen in het christendom omdat hij geen bijbel had en dat hij dit in Nederland wil doen, heeft verweerder niet ten onrechte bevreemdend geacht.
6.4
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de inval in de huiskerk ongeloofwaardig te achten is. Eiser heeft op dit punt verklaard dat een voor hem onbekende man hem op straat heeft gewaarschuwd voor de inval. Dit is opvallend omdat er volgens eiser sprake was van geheime bijeenkomsten waarvan niemand wist dat eiser daar naartoe ging en omdat deze man bovendien een moslim is. Niet valt in te zien dat zo’n persoon een groot risico zou lopen voor hem een onbekende.
6.5
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezocht door de Iraanse autoriteiten, ook niet vanwege de huiskerkbezoeken. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser op legale wijze het land uit is gereisd, met behulp van een paspoort. Eiser heeft voorts tegenstrijdig verklaard over de situatie dat hij niet buiten kwam toen hij ondergedoken zat, terwijl gebleken is dat hij in die tijd een visum heeft aangevraagd en opgehaald bij de Nederlandse ambassade.
6.6
Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanige problemen had met de Basij dat hij om die reden als vluchteling aangemerkt zou moeten worden. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de problemen die eiser zou hebben gehad met de Basij vanwege zijn achternaam op het winkelbord niet raakt aan de gronden van artikel 3 van het EVRM. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij, afgezien van het feit dat het bord van zijn winkel was gehaald en hij een keer is uitgescholden, verder geen problemen heeft gehad vanwege zijn naam en dat hij nooit heeft overwogen om zijn naam te veranderen.
6.7
Met de enkele verwijzing naar de zienswijze ten aanzien van het standpunt over eisers gestelde homoseksualiteit heeft eiser geen nieuwe punten naar voren gebracht ten opzichte van het bestreden besluit, waardoor dit verder geen behandeling behoeft.
6.8
Verweerder heeft de aanvraag van eiser, gelet op het voorgaande en gelet op hetgeen in het bestreden besluit is besproken over de gestelde homoseksualiteit van eiser, kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft kennelijk inconsequent en tegenstrijdig verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit helder gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel