Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met de Afghaanse nationaliteit, die een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank behandelde de zaak onder zaaknummer NL17.7344, waarbij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als verweerder optrad. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Noorwegen, Italië en Duitsland, en Nederland had een verzoek om terugname bij Duitsland ingediend, dat op 22 juni 2017 was aanvaard. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, en dat het betoog van de eiser dat Italië verantwoordelijk was, niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakwam en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overdracht naar Duitsland onevenredig hard zouden maken. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier C.E.B. Davis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.