Op 13 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de intrekking van een terrasvergunning. De zaak betreft een geschil tussen een eiser, die een terrasvergunning had aangevraagd voor een extra terras tegenover zijn horeca-inrichting, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat de vergunning op verzoek van een derde belanghebbende heeft ingetrokken. De derde belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de van rechtswege verleende vergunning, wat leidde tot een heroverweging door de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt en dat de gemeente terecht de vergunning heeft herroepen op basis van adviezen die wijzen op overwegend bezwaar vanuit de omgeving. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende individuele belangen had aangevoerd die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat de minimale doorloopruimte en de situering van het terras niet in overeenstemming waren met de geldende beleidsregels. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.