ECLI:NL:RBDHA:2017:11701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/539345 / FT RK 17/C1602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring op grond van onvoldoende vorderingsrecht

Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de besloten vennootschap Ocean Project Development B.V. (hierna: Ocean) een verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend tegen [verweerder]. Ocean stelde dat [verweerder] in betalingsproblemen verkeerde en dat zij een opeisbare vordering op [verweerder] had van € 29.995,11, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst. Daarnaast claimde Ocean schadevergoeding voor onvoltooid werk en verkeerde materialen, met een totaalbedrag van € 30.636,37. Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 3 oktober 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.

[Verweerder] heeft de vorderingen van Ocean gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het onmogelijk was dat Ocean meer had betaald dan waarvoor werk was verricht. Hij stelde dat de werkzaamheden wekelijks werden gecontroleerd en dat Ocean deze rapportages had goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat Ocean daadwerkelijk recht had op de gevraagde faillietverklaring. De rechtbank benadrukte dat voor een faillietverklaring summierlijk moet blijken van het vorderingsrecht van de aanvrager, en dat dit in dit geval niet was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat het geschil over de aannemingsovereenkomst niet door de faillissementsrechter kon worden beoordeeld, en dat de aanvraag om die reden moest worden afgewezen.

De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder] afgewezen, omdat het bestaan van de vordering van Ocean niet summierlijk was komen vast te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M.F. Holtrop, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.M. Verburg. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/539345 / FT RK 17/C1602
uitspraakdatum: 10 oktober 2017
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCEAN PROJECT DEVELOPMENT B.V
Verzoekster
vertegenwoordigd door [X] en
mr. S.A. Lang (kantoorgenoot van mr. M. van Weeren LLM.)
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder], h.o.d.n. [A.]
verweerder.
Verzoekster zal hierna worden aangeduid als ‘Ocean’ en verweerder als ‘[verweerder]’. Het verzoekschrift is op 3 oktober 2017 behandeld in raadkamer. Zowel verzoeker als verweerder zijn verschenen en gehoord.
Ocean heeft het faillissement van [verweerder] aangevraagd stellende dat [verweerder] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen nu hij zowel de vordering van verzoekster als andere vorderingen onbetaald laat. [verweerder] heeft de vorderingen van Ocean gemotiveerd betwist.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Ocean het volgende aangevoerd. [Verweerder] heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met Ocean op grond waarvan [verweerder] een bedrijfspand van Ocean zou verbouwen. Ocean stelt dat [verweerder] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Uit dien hoofde stelt zij een opeisbare vordering op [verweerder] te hebben van € 29.995,11. Voorts stelt Ocean dat zij € 40.011,63 heeft betaald en dat na oplevering bleek dat slechts voor een bedrag van € 23.652,89 aan werkzaamheden is verricht door [verweerder]. Uit dien hoofde heeft Ocean een vordering van € 16.358,74 op [verweerder], zo stelt zij. Tot slot stelt Ocean dat zij schade heeft geleden doordat verkeerde kalksteenwanden zijn geplaatst en [verweerder] heeft nagelaten multiplex platen te plaatsen. De vorderingen uit dien hoofde bedragen respectievelijk € 9.917,36 en € 3.719,01. Ocean heeft in het verzoekschrift en ter zitting toegelicht dat zij beschikt over meerdere steunvorderingen
[Verweerder] heeft de vordering van Ocean betwist. Daartoe is door [verweerder] aangevoerd dat het onmogelijk is dat Ocean meer heeft betaald aan [verweerder] dan waarvoor door [verweerder] werk is verricht. De stand van het werk werd wekelijks gecontroleerd en gerapporteerd. Die rapportages zijn door Ocean wekelijks voor akkoord ondertekend, waarna betaling volgde. Conform deze werkwijze is het onmogelijk om meer te betalen dan hetgeen Ocean verschuldigd is, aldus [verweerder]. Dit is door Ocean niet weersproken. Voorts heeft [verweerder] verklaard dat hij er niet mee bekend is dat verkeerde kalksteenwanden zouden zijn geplaatst. Ook heeft hij verklaard dat de multiplex platen in een later stadium geplaatst zouden worden. Voordat dat stadium was bereikt is [verweerder] door Ocean van het aannemingsproject gehaald, zo heeft [verweerder] verklaard. Het valt [verweerder] dus niet toe te rekenen dat geen multiplex platen zijn geplaatst. Van toerekenbaar tekortschieten door [verweerder] is dus geen sprake, zo begrijpt de rechtbank het betoog van [verweerder]. Deze stellingen zijn door Ocean niet of onvoldoende weersproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verweerder] in Nederland ligt.
Ingevolge art. 6 lid 3 Fw is voor faillietverklaring onder meer vereist dat summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van de aanvrager. Het is vaste jurisprudentie dat ook in het geval er meerdere steunvorderingen zijn daarnaast summierlijk dient te blijken van het vorderingsrecht van de aanvrager. Summierlijk blijken houdt in dat zowel de toestand als de vordering na een kort eenvoudig onderzoek moet blijken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake omdat tussen partijen nog in geschil is of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en of Ocean uit dien hoofde een vordering heeft op [verweerder]. Dat betreft een geschil dat eventueel aan de bodemrechter kan worden voorgelegd maar waarover de faillissementsrechter geen oordeel kan vellen.
Nu het bestaan van de vordering van de aanvrager niet summierlijk is komen vast te staan, moet reeds op die grond de aanvraag worden afgewezen en kan verder onderzoek achterwege blijven.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder], voornoemd.
Gegeven door mr. M.M.F. Holtrop en uitgesproken op 10 oktober 2017, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Verburg, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.