Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder], voornoemd.
Rechtbank Den Haag
Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de besloten vennootschap Ocean Project Development B.V. (hierna: Ocean) een verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend tegen [verweerder]. Ocean stelde dat [verweerder] in betalingsproblemen verkeerde en dat zij een opeisbare vordering op [verweerder] had van € 29.995,11, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst. Daarnaast claimde Ocean schadevergoeding voor onvoltooid werk en verkeerde materialen, met een totaalbedrag van € 30.636,37. Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 3 oktober 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
[Verweerder] heeft de vorderingen van Ocean gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het onmogelijk was dat Ocean meer had betaald dan waarvoor werk was verricht. Hij stelde dat de werkzaamheden wekelijks werden gecontroleerd en dat Ocean deze rapportages had goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat Ocean daadwerkelijk recht had op de gevraagde faillietverklaring. De rechtbank benadrukte dat voor een faillietverklaring summierlijk moet blijken van het vorderingsrecht van de aanvrager, en dat dit in dit geval niet was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat het geschil over de aannemingsovereenkomst niet door de faillissementsrechter kon worden beoordeeld, en dat de aanvraag om die reden moest worden afgewezen.
De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder] afgewezen, omdat het bestaan van de vordering van Ocean niet summierlijk was komen vast te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M.F. Holtrop, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.M. Verburg. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.