ECLI:NL:RBDHA:2017:11693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/16/423 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een gefailleerde die verzocht om opheffing van zijn faillissement, gelijktijdig met de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De gefailleerde, handelend onder de naam CAFÉ [X], had op 21 juli 2017 dit verzoek ingediend. Het faillissement was eerder uitgesproken op 13 september 2016, met mr. R. Cats als rechter-commissaris en mr. G. Barendregt als curator. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2017 waren zowel de gefailleerde als de curator aanwezig.

De rechtbank diende eerst te beoordelen of de gefailleerde recht had op het verzoek op basis van artikel 15b van de Faillissementswet. Dit artikel stelt dat een gefailleerde de rechtbank kan verzoeken om zijn faillissement op te heffen, mits hij niet in staat was om tijdig een verzoek tot schuldsaneringsregeling in te dienen. De rechtbank concludeerde dat de gefailleerde niet binnen de gestelde termijn een verzoek had ingediend, ondanks dat hij op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om dit te doen. De gefailleerde had verklaard dat hij dacht het faillissement te kunnen afwenden door een betalingsregeling met de aanvraagster van het faillissement.

De rechtbank oordeelde dat de gefailleerde niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet had voldaan aan de voorwaarden van artikel 15b. De rechtbank benadrukte echter dat deze uitspraak niet uitsluit dat de gefailleerde in de toekomst opnieuw een verzoek tot schuldsaneringsregeling kan indienen, na opheffing van het faillissement. De beslissing werd uitgesproken door mr. M.M.F. Holtrop in aanwezigheid van griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/16/[000] F
uitspraakdatum : 3 oktober 2017
In het faillissement van:
[gefailleerde],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende [adres, postcode en woonplaats],
ten tijde van de faillietverklaring
handelend onder de naam CAFÉ [X],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
vestigingsadres: [postcode, vestigingsplaats en adres],
heeft gefailleerde op 21 juli 2017 een verzoek ingediend strekkende tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ten aanzien van gefailleerde is bij vonnis van 13 september 2016 het faillissement uitgesproken, met benoeming van mr. R. Cats tot rechter-commissaris. Mr. G. Barendregt, advocaat te Gouda, is benoemd tot curator.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 september 2017. Bij deze behandeling zijn zowel gefailleerde, vergezeld van zijn moeder, als de curator verschenen en gehoord.
Alvorens de rechtbank tot inhoudelijke behandeling van het verzoek van gefailleerde kan overgaan, dient eerst ambtshalve de vraag beantwoord te worden of gefailleerde een beroep op artikel 15b, eerste lid, van de Faillissementswet (hierna art. 15b) toekomt. Hiervoor is het volgende van belang. Op grond van artikel 15b kan een gefailleerde de rechtbank verzoeken om zijn faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Een dergelijk verzoek kan blijkens het eerste lid echter alleen worden gedaan indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid,
geenverzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar.
Naar het oordeel van de rechtbank doet in het onderhavige geval het eerstgenoemde van de in het eerste lid genoemde situaties zich voor. Uit het dossier blijkt dat de griffier van de rechtbank gefailleerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Faillissementswet bij brief van 11 juli 2016 in kennis heeft gesteld van het tegen hem ingediende faillissementsverzoek en hem erop heeft gewezen dat hij binnen veertien dagen na de dag van verzending van die brief alsnog een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kon indienen. Gefailleerde heeft een dergelijk verzoek niet binnen deze termijn ingediend. Ook tijdens de behandeling van het faillissementsverzoek in raadkamer op 13 september 2016 heeft gefailleerde geen verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Gefailleerde heeft hieromtrent verklaard dat hij zich helemaal niet bezig hield met (de aanvraag van) de schuldsaneringsregeling, omdat hij door middel van het treffen van een betalingsregeling met de aanvraagster van het faillissement het faillissement dacht af te kunnen wenden. Deze omstandigheid dient voor rekening van gefailleerde te komen en staat aan inhoudelijke behandeling van het verzoek tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg. De rechtbank kan dan ook niet anders dan gefailleerde niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
De rechtbank merkt voorts uitdrukkelijk op dat deze uitspraak niet betekent dat gefailleerde niet zou kunnen worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Immers, het staat hem vrij na het opheffen van zijn faillissement, met behulp van de gemeente, opnieuw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te doen.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart [gefailleerde] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2017 in aanwezigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.