ECLI:NL:RBDHA:2017:11633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/532792 / FT RK 17/956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die op 23 mei 2017 een verzoekschrift indiende, werd op 15 augustus 2017 gehoord in de rechtbank, vergezeld door haar zoon en twee medewerkers van de ISD Bollestreek. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet het verzoek alleen kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan en/of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank constateerde dat verzoekster aanzienlijke schulden had aan de Belastingdienst, oplopend tot € 53.325,00, die waren ontstaan door aanslagen inzake de inkomstenbelasting en de Zorgverzekeringswet in de periode 2014-2017. De Belastingdienst had in eerdere correspondentie aangegeven dat het onvoldoende aannemelijk was dat verzoekster te goeder trouw had gehandeld. Verzoekster had verklaard dat zij na contact met de Belastingdienst was verzekerd dat zij geen belasting over ontvangen alimentatie hoefde te betalen, maar deze verklaring werd door de Belastingdienst als ongeloofwaardig beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat verzoekster, ondanks de telefonische mededeling van de Belastingdienst, wist dat zij belasting diende te betalen en had nagelaten om gelden te reserveren voor het geval de informatie niet correct zou zijn. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet concluderen dat verzoekster te goeder trouw was geweest. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/XXXXXX / FT RK XX/XXX
uitspraakdatum: 22 augustus 2017

[verzoekster],

wonende te [straatnaam en huisnummer]
[postcode en plaats],
verzoekster,
heeft op 23 mei 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 15 augustus 2017 behandeld. Verzoekster is, vergezeld van haar zoon, M.W.T. Houben en H.P.C.J. Hoogeland (beiden ISD Bollestreek), gehoord.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties harerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke.
Blijkens het door verzoekster overgelegde schuldenoverzicht, dat met de verklaring ex artikel 285 lid 1 is overgelegd, is sprake van schulden aan de Belastingdienst ten bedrage van in totaal
€ 53.325,00. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat deze schulden in de periode 2014 – 2017 zijn ontstaan en het gevolg zijn van aanslagen inzake de inkomstenbelasting en de Zorgverzekeringswet. Uit eveneens door verzoekster overgelegde brieven van de Belastingdienst van 13 december 2016 en 27 februari 2017 blijkt dat de Belastingdienst het onvoldoende aannemelijk acht dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan van deze schulden te goeder trouw heeft gehandeld. De verklaring van verzoekster dat haar na telefonisch contact met de Belastingdienst is verzekerd dat geen belasting over de door haar ontvangen alimentatie betaald zou hoeven te worden wordt door de Belastingdienst als zeer ongeloofwaardig aangemerkt. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij, hoewel door de Belastingdienst telefonisch anders is meegedeeld, weldegelijk wist dat zij belasting af diende te dragen. In dat licht bezien had het op de weg van verzoekster gelegen gelden te reserveren voor het geval de enkele telefonische mededeling niet juist mocht blijken te zijn. Dit heeft verzoekster echter nagelaten. Gelet op al het vorenstaande kan de rechtbank er niet van uitgaan dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan van de schulden te goeder trouw is geweest.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient dus te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum en plaats],
wonende te [straatnaam en huisnummer]
[postcode en plaats].
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2017 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.