ECLI:NL:RBDHA:2017:11632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/532791 / FT RK 17/955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 287a Faillissementswet bij eenzijdige schuldeisers in een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die een schuld had van € 53.325,00 aan de Belastingdienst, haar enige schuldeiser. Verzoekster had een verzoek ingediend om een akkoord te bewerkstelligen op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw), dat de mogelijkheid biedt om een buitengerechtelijk akkoord op te leggen aan weigerende schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat voor de toepassing van dit artikel essentieel is dat er meer dan één schuldeiser betrokken is. Aangezien de Belastingdienst de enige schuldeiser was, kon verzoekster niet op artikel 287a Fw. een beroep doen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van verzoekster niet-ontvankelijk was, omdat er geen andere wettelijke grondslag was voor haar verzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de aanwezigheid van meerdere schuldeisers voor de toepassing van de betreffende regeling en bevestigt het beginsel van contractsvrijheid in het Nederlandse recht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/XXXXX / FT RK XX/XXX
vonnis van 22 augustus 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [straatnaam en huisnummer]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
tegen
Belastingdienst,
gevestigd te Heerlen,
verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 23 mei 2017 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 15 augustus 2017 is verzoekster, vergezeld van haar zoon, M.W.T. Houben en H.P.C.J. Hoogeland (beiden ISD Bollenstreek), hierover gehoord.
1.3
Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Verzoekster heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder a Fw een totale schuld van € 53.325,00 aan één schuldeiser.
2.2
De vorderingen van verweerster op verzoekster bedragen in totaal € 53.325,00, zijnde 100% van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekster is bij brief van 11 januari 2017 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan de preferente en concurrente schuldeiser een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 7,88% en 3,94% tegen finale kwijting van het restant van haar vorderingen.

3.Standpunt van de partijen

3.1
Verzoekster stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden.
3.2
Verweerster is niet ter zitting verschenen en heeft evenmin haar bezwaren op andere wijze aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

4.De beoordeling

4.1
Artikel 287a Fw. maakt het mogelijk dat de rechter een buitengerechtelijk, onderhands akkoord oplegt door de weigerende schuldeiser(s) te bevelen in te stemmen. Essentieel voor het karakter van een akkoord is dat er, naast de schuldenaar, meer dan één schuldeiser bij betrokken is. Dit blijkt uit het systeem van de Faillissementswet. In elk van de daarin opgenomen insolventieregelingen is sprake van meerderheden van schuldeisers die minderheden tot instemming kunnen dwingen. Dit blijkt ook aan de overvloed van jurisprudentie (voornamelijk in kort geding) over het afdwingen van minnelijke akkoorden waarin steevast sprake is van een ‘dwarsliggende’ minderheid van de schuldeisers die volgens de eisende schuldenaar tot een andere opstelling moet worden gebracht. Een akkoord is niet een vaststellingsovereenkomst die partijen ter beëindiging van hun geschil in volle vrijheid met elkaar kunnen aangaan. In het onderhavige geval is de Belastingdienst de enige schuldeiser van verzoekster. Het is aan beide partijen of zij met elkaar een vaststellingsovereenkomst sluiten over deze vordering; geen andere partij is daarbij betrokken. Ons recht kent het algemene beginsel van contractsvrijheid. Artikel 287a Fw. vormt een uitzondering op dat beginsel. Dat noopt tot een beperkte uitleg van de reikwijdte van dat wetsartikel. Het wetsartikel ziet op schuldregelingen (akkoorden), waartoe niet behoort de vaststellingsovereenkomst tussen één schuldenaar en diens enige schuldeiser. Het verzoek van verzoekster kan daardoor niet op artikel 287a Fw. worden gegrond. Bij gebreke van enige andere wettelijke grondslag, is zij in dat verzoek niet-ontvankelijk.
4.2
Op het toelatingsverzoek zal afzonderlijk vonnis worden gewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2017 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.