Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2017 in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer],
thans de minister van Veiligheid en Justitie,verweerder
Rechtbank Den Haag
Op 9 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eisers, een gezin bestaande uit een eiser, eiseres en hun minderjarige kinderen, beroep hebben ingesteld tegen vrijheidsbeperkende maatregelen die hen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn opgelegd. De maatregelen zijn gebaseerd op artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en zijn opgelegd in het belang van de openbare orde. De eisers hebben op 20 september 2017 beroep aangetekend tegen de besluiten van 22 augustus 2017, waarin hen werd medegedeeld dat zij zich moesten houden aan de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Tijdens de zitting op 2 oktober 2017 hebben de gemachtigden van eisers betoogd dat de maatregel onterecht was opgelegd, omdat eisers voorafgaand aan de maatregel in een COA-locatie verbleven en er geen zicht op uitzetting zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de maatregel op te leggen, aangezien eisers geen rechtmatig verblijf hebben en er een gevaar voor onttrekking aan de uitzetting bestaat. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.