Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2017 in de zaak tussen
[kind 1], [kind 2]en
[kind 3],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2017 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van eisers, die niet in behandeling zijn genomen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, aangezien eisers eerder in Portugal een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de Staatssecretaris getoetst aan de beroepsgronden van eisers, die stelden dat Portugal niet in staat zou zijn om aan hun medische behoeften te voldoen.
De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uit mag gaan dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eisers hebben niet voldoende onderbouwd dat Portugal tekortkomingen vertoont in de opvang en asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de medische voorzieningen in Portugal in beginsel vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat de overdracht van eisers aan Portugal geen onevenredige hardheid met zich meebrengt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris om de aanvragen niet in behandeling te nemen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.