ECLI:NL:RBDHA:2017:11262
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling wegens ongeloofwaardige rekrutering door militie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling. Eiser, geboren in 1995 en van Iraakse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die stelde dat de aanvraag ongegrond was op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij gedwongen was om te vluchten uit Bagdad vanwege een oproep van shi’itische militieleden om mee te vechten tegen IS. Eiser heeft aangegeven dat hij als soennitisch Koerd in een overwegend shi’itische wijk woonde en dat hij en zijn familie bedreigd werden door de militie.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 augustus 2017, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank achtte het relaas van eiser over de gedwongen rekrutering ongeloofwaardig, mede omdat de staatssecretaris had aangetoond dat er geen berichten waren over gedwongen rekrutering van soennieten in de regio. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in een uitzonderlijke situatie verkeert die hem zou beletten om terug te keren naar Bagdad.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.