In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil over nadeelcompensatie. Eiseres, een onderneming, had een verzoek ingediend om nadeelcompensatie naar aanleiding van evenementen die plaatsvonden op de Nieuwe Rijn te Leiden, waardoor haar onderneming schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat het niet in geschil was dat eiseres recht had op nadeelcompensatie, maar dat partijen verdeeld waren over de hoogte van de schadevergoeding. Eiseres had een schadebedrag van € 71.843,85 ingediend, maar verweerder had in het bestreden besluit de schade vastgesteld op € 7.075,-. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had onderbouwd dat de schadeposten, zoals de hoogte van de winstderving en de kosten voor het aanpassen van het GPS-systeem, voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat de winstderving lager was dan door eiseres was aangevoerd en dat de kosten voor het GPS-systeem niet vergoed konden worden omdat eiseres in de betreffende periode niet had gevaren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af.