ECLI:NL:RBDHA:2017:11239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.8250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een Syrische eiser. De eiser had op 5 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Portugal, op basis van de Dublinverordening, verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser had eerder op 4 mei 2017 in Portugal een verzoek om internationale bescherming ingediend, en Portugal had op 8 augustus 2017 ingestemd met een verzoek om terugname van de eiser.

Tijdens de zitting op 21 september 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de beslissing van de staatssecretaris toegelicht. De eiser voerde aan dat de omstandigheden in Portugal, waaronder gebrekkige opvang en een tekort aan medische hulp, zodanig waren dat Portugal zijn verdragsverplichtingen niet nakwam. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Portugal niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had onderbouwd dat hij in Portugal geen adequate opvang had of dat hij geen toegang had tot medische zorg.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.8251, plaatsgevonden op 21 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1995.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Hiervoor is redengevend dat uit Eurodac is gebleken dat eiser op 4 mei 2017 in Portugal een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 26 juli 2017 heeft verweerder bij Portugal een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). Portugal heeft dit verzoek op 8 augustus 2017 aanvaard.
3. Eiser betwist niet dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Hij stelt echter dat in Portugal sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in zowel de asielprocedure als de opvang. Hij voert aan dat asielzoekers in Portugal in erbarmelijke omstandigheden moeten leven, geen opvang krijgen en geen toegang tot rechtshulp. Eiser moest een gebrekkig en vochtig huis met andere jongens delen en de €150,- per maand die hij aan zakgeld ontving was te weinig om van rond te komen. Ook was er geen werk of scholing voor eiser. Toen hij ziek was, kreeg hij geen medische hulp. Zijn contactpersoon nam de telefoon niet op. Eiser komt uit oorlogsgebied en heeft nog steeds medische problemen. Hij voert aan dat verweerder hierom gebruik zou moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van zijn asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken.
4. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Portugal zijn verdragsverplichtingen jegens eiser nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Portugal dit niet doet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd. De enkele stelling dat niet is uitgesloten dat Portugal zich door een gebrekkige asielprocedure schuldig maakt aan indirecte refoulement, is onvoldoende om dit aannemelijk te maken. Eisers stelling dat in Portugal geen opvang wordt geboden, komt niet overeen met zijn verklaringen dat hij een huis met andere jongens heeft gedeeld. Dat deze opvang gebreken vertoonde, heeft eiser niet onderbouwd. Evenmin heeft eiser onderbouwd dat hij met klachten hierover niet bij de autoriteiten terecht kon. Ook eisers medische omstandigheden, de darmklachten en depressie, heeft hij niet met stukken kunnen onderbouwen. Evenmin is aangetoond dat behandeling voor deze klachten in Portugal voor eiser niet mogelijk zou zijn. Dat eiser in Portugal minder leefgeld krijgt dan in Nederland en daar wellicht minder mogelijkheden heeft voor studie of werk, heeft verweerder onvoldoende redenen mogen achten om de behandeling van eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel