ECLI:NL:RBDHA:2017:11239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening; beroep ongegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een Syrische eiser. De eiser had op 5 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Portugal, op basis van de Dublinverordening, verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser had eerder op 4 mei 2017 in Portugal een verzoek om internationale bescherming ingediend, en Portugal had op 8 augustus 2017 ingestemd met een verzoek om terugname van de eiser.
Tijdens de zitting op 21 september 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de beslissing van de staatssecretaris toegelicht. De eiser voerde aan dat de omstandigheden in Portugal, waaronder gebrekkige opvang en een tekort aan medische hulp, zodanig waren dat Portugal zijn verdragsverplichtingen niet nakwam. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Portugal niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had onderbouwd dat hij in Portugal geen adequate opvang had of dat hij geen toegang had tot medische zorg.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.