ECLI:NL:RBDHA:2017:11232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.8124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens ontbreken nieuwe feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Afghaanse vrouw, had op 31 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 4 september 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres had eerder op 8 maart 2016 een asielaanvraag ingediend, die op 20 mei 2016 ongegrond was verklaard. In haar opvolgende aanvraag stelde eiseres dat zij was uitgehuwelijkt en dat zij eerder onjuiste verklaringen had afgelegd uit angst voor haar familie. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon worden tegengeworpen dat zij in eerste instantie een ander verhaal had verteld, maar dat dit niet betekende dat haar huidige aanvraag ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de huwelijksakte die eiseres had overgelegd niet als nieuw feit kon worden beschouwd, omdat de authenticiteit ervan niet kon worden vastgesteld. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning, omdat haar aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 4 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 31 augustus 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.8125, plaatsgevonden op 21 september 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Flippo-Wasa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Eiseres heeft eerder op 8 maart 2016 een asielaanvraag ingediend. Deze heeft verweerder bij besluit van 20 mei 2016 ongegrond verklaard. Dit besluit is door uitspraak van 1 augustus 2016 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in rechte komen vast te staan.
3. Aan deze opvolgende asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij twee maanden voordat zij vluchtte is uitgehuwelijkt. Ter onderbouwing heeft eiseres een huwelijksakte overgelegd. Eiseres had een relatie met een andere jongen, maar die relatie werd door haar vader niet goedgekeurd. Eiseres stelt bij haar vorige asielaanvraag niet de waarheid te hebben verteld, omdat zij bang was dat haar in Nederland wonende zus en zwager dit niet zouden accepteren. Eiseres had voor haar komst naar Nederland haar zus en zwager niet eerder ontmoet.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van deze bepaling deze bepaling kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van eiseres verwacht mag en kan worden dat zij bij haar vorige asielaanvraag alle relevante feiten en omstandigheden naar voren zou hebben gebracht. Zij had voldoende vertrouwen moeten stellen in de Nederlandse autoriteiten. Daarnaast heeft zij tijdens de asielprocedure, de beroepsprocedure en hoger beroepsprocedure rechtshulp gehad. Ook heeft eiseres een voogd van Nidos toegewezen gekregen. Zij was voor haar contacten met instanties dan ook niet alleen aangewezen op haar zus en zwager. Verweerder twijfelt aan de juistheid van de door eiseres overgelegde huwelijksakte, omdat Bureau Documenten over de authenticiteit hiervan geen uitspraak heeft kunnen doen wegens het ontbreken van voldoende en betrouwbaar vergelijkingsmateriaal en omdat uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Afghanistan van november 2016 volgt dat de afgifte van huwelijksakten niet gebruikelijk is. De verklaringen van eiseres over haar gestelde huwelijk heeft verweerder niet geloofwaardig geacht, omdat zij hier eerder over had kunnen verklaren en bij de vorige asielaanvraag niet de waarheid heeft verteld. Het gestelde huwelijk is daarom volgens verweerder geen relevant nieuw feit, dat aanleiding geeft tot een ander oordeel dan verwoord in het eerdere besluit van 20 mei 2016.
5.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder mag haar niet tegenwerpen dat zij in eerste instantie een ander relaas heeft verteld, omdat zij te vrezen had voor haar leven als zij door haar zus of diens man zou worden teruggestuurd. Zij had geen weet van het bestaan van een huwelijksakte. Eerst na besprekingen over de haalbaarheid van een opvolgende aanvraag is eiseres via een vriendin naar het bestaan van de akte gaan informeren. Eiseres weet niet hoe haar moeder in het bezit is gekomen van de akte. Uit contacten met expert [expert] is gebleken dat sprake is van een standaard en officiële huwelijksakte, die door de Afghaanse autoriteiten op verzoek wordt afgegeven voor bepaalde doeleinden. Eiseres ziet niet in waarom het document vanwege het ontbreken van referentiemateriaal niet onderzocht kon worden. Eiseres heeft verweerder verzocht de originele huwelijksakte over te leggen, zodat de expert deze kan onderzoeken. Zij heeft de rechtbank verzocht de behandeling van het beroep in de tussentijd aan te houden. Eiseres voert tot slot aan ook vanwege de algehele situatie in haar land van herkomst, alsook in haar woonplaats, voor een asielvergunning in aanmerking te komen.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden nu haar eerste aanvraag was gebaseerd op onjuiste verklaringen. Zoals ook is geoordeeld in de door verweerder bij zijn verweerschrift overgelegde uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2002 (200202340/1, niet gepubliceerd), is voor die conclusie niet relevant of het thans voorliggende asielrelaas wel op waarheid berust. Eiseres diende bij haar eerste aanvraag het ware relaas aan te voeren. De stelling van eiseres dit door angst niet te hebben gedaan, kan haar niet baten. Zoals verweerder terecht heeft meegewogen was eiseres voor haar contact met de Nederlandse autoriteiten niet afhankelijk van haar zus en zwager. Verweerder heeft de huwelijksakte desalniettemin op authenticiteit laten beoordelen, maar zoals vermeld kon de authenticiteit door Bureau Documenten niet vastgesteld worden. Gelet op het voorgaande oordeel heeft verweerder geen verdergaand onderzoek hiernaar hoeven laten verrichten. Om deze reden ziet de rechtbank evenmin aanleiding mee te gaan in het verzoek van eiseres de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van een contra-expertise.
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zich geen feiten en omstandigheden voordoen als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, in de zaak Bahaddar tegen Nederland (JV 1998/45). De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt, te weten dat hetgeen eiseres aan deze opvolgende asielaanvraag heeft aangevoerd niet onmiskenbaar leidt tot het oordeel dat uitzetting een refoulementverbod schendt. Zoals verweerder heeft tegengeworpen en door eiseres niet is weersproken, kan eiseres - indien zij inderdaad haar echtgenoot heeft verlaten en daarom niet terug zou kunnen naar haar familie - volgens voornoemd Ambtsbericht terecht in officiële opvanghuizen voor vrouwen, waarvan er 28 zijn. Ten aanzien van de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan en in de woonplaats van eiseres, verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2731) waarin is geoordeeld dat, hoewel de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan zorgelijk is, zich geen wezenlijke veranderingen hebben voorgedaan in de daar aanwezige veiligheidsstructuur en dat voorts het aantal burgerslachtoffers dat het gewapend conflict tot gevolg heeft, mede gelet op het totale inwoneraantal van Afghanistan, relatief gezien, niet zo hoog is dat gesproken kan worden van een uitzonderlijke situatie. De mate van willekeurig geweld werd in Afghanistan niet dermate hoog geacht dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die daar naartoe terugkeert, alleen door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op de ernstige schade. De Afdeling heeft in de uitspraak van 30 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2731) herhaald dat in Afghanistan geen sprake is van een 15c-situatie.
Nu eiseres niet door middel van documenten een verslechtering heeft betoogd, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar deze jurisprudentie.
6. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
7. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel