ECLI:NL:RBDHA:2017:11154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.8399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de meerderjarigheid van een vreemdeling in het kader van de Dublinprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op de registratie van eiser als meerderjarig in Duitsland. Eiser heeft echter betoogd dat hij minderjarig is en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een tazkera en een paspoort, waarin zijn geboortedatum als [geboortejaar 2000] is vermeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet vrijstaat om aan het authentieke paspoort van eiser geen waarde te hechten, enkel op basis van twijfels over de tazkera. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat indien een vreemdeling in een andere lidstaat als meerderjarig staat geregistreerd, verweerder in beginsel de vreemdeling ook in Nederland als meerderjarig kan beschouwen. Echter, het ligt op de weg van de vreemdeling om middels authentieke documenten zijn minderjarigheid aannemelijk te maken.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van verweerder in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht, omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de echtheid van de overgelegde documenten. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 990.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

ProcesverloopBij besluit van 7 september 2017 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.8400, plaatsgevonden op 25 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt [eiser] te zijn, geboren op [geboortejaar 2000] en van Afghaanse nationaliteit.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 18 februari 2016 de buitengrens van de lidstaten op illegale wijze heeft overschreden via Griekenland. Uit Eurodac is tevens gebleken dat eiser op 31 oktober 2016 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
Uit dactyloscopisch onderzoek krachtens artikel 34 van Verordening (EU) 604/2013 (hierna: de Dublinverordening) van 13 februari 2017 is gebleken dat eiser Duitsland is ingereisd op 14 oktober 2016 en op 31 oktober 2016 asiel heeft aangevraagd, onder de personalia [eiser] , geboren op [geboortejaar 1998] en van Afghaanse nationaliteit. Ondanks de Griekse Eurodactreffer heeft Duitsland niet gevraagd eiser over te nemen op grond van de Dublinverordening. In de Duitse procedure zijn in het dossier van eiser geen persoonlijke documenten en geen familieleden in Duitsland aangetroffen. Op 21 december 2016 hebben de Duitse autoriteiten de asielaanvraag van eiser afgewezen. Deze beslissing is op 12 januari 2017 rechtsgeldig geworden.
Voorts is uit een ander dactyloscopisch onderzoek krachtens artikel 34 van de Dublinverordening van 17 maart 2017 gebleken dat eiser op 19 februari 2016 Griekenland op illegale wijze is ingereisd en dat hij in Griekenland staat geregistreerd onder de personalia [eiser] , geboren op [geboortejaar 1996] en van Afghaanse nationaliteit. Er heeft geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden, omdat eiser stond geregistreerd als meerderjarige. Er zijn in Griekenland geen identificerende documenten en familieleden door eiser naar voren gebracht.
Op 24 maart 2017 zijn de Duitse autoriteiten door verweerder verzocht om eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening terug te nemen. Op 28 maart 2017 zijn de Duitse autoriteiten akkoord gegaan om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.
3. Zoals ter zitting is bevestigd spitst het geschil zich toe op het beroep van eiser op artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening en dus op de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser meerderjarig is. Eiser stelt dat hij inmiddels heeft aangetoond dat hij minderjarig is, en dat verweerder daarom verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser meerderjarig is. Verweerder gaat daarbij uit van de geboortedatum waarmee eiser in Duitsland geregistreerd staat, te weten [geboortejaar 1998] . Daarbij verwijst verweerder naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en van 20 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:780). De omstandigheid dat eiser een echt bevonden tazkera en paspoort heeft overgelegd, doet hieraan niet af. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat eisers verklaringen over de wijze van verkrijging van de tazkera, namelijk dat hij deze vanuit Nederland via zijn grootvader heeft verkregen, niet overeenkomt met informatie uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Afghanistan van november 2016 (hierna: algemeen ambtsbericht, pagina’s 53 en 54). Hieruit volgt namelijk dat men vanaf de leeftijd van zeven jaar de tazkera in persoon dient aan te vragen en op te halen. Nu de tazkera is gebruikt voor de afgifte van het paspoort, gaat verweerder niet uit van de juistheid van de gegevens zoals vermeld op dat paspoort.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Uit de eerder genoemde Afdelingsuitspraken van 17 januari 2017 en 20 maart 2017 volgt dat indien een vreemdeling in een andere lidstaat als meerderjarig staat geregistreerd, verweerder in beginsel de vreemdeling ook in Nederland aan kan merken als meerderjarig.
Het ligt vervolgens op de weg van de vreemdeling om middels authentieke en identificerende documenten zijn gestelde minderjarigheid aannemelijk te maken.
7. De rechtbank stelt vast dat de geboortedatum van eiser zoals die in Duitsland staat geregistreerd, niet afkomstig is uit identiteitsdocumenten van eiser.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn minderjarigheid in deze procedure een tazkera en een paspoort heeft overgelegd, waarin de geboortedatum [geboortejaar 2000] staat vermeld. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 14 juli 2017 blijkt dat de tazkera echt is en dat het paspoort echt is en op de juiste wijze is opgemaakt en afgegeven.
8. De rechtbank is van oordeel dat het verweerder niet vrij staat aan een door de vreemdeling overgelegd authentiek paspoort, waarvan de echtheid en wijze van opmaak en afgifte niet wordt betwist, geen waarde te hechten, louter op basis van bij hem om andere reden gerezen twijfel. De rechtbank verwijst ter vergelijking naar een uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3312). Indien verweerder twijfelt aan de juistheid van de gegevens zoals die staan vermeld op het paspoort vanwege het brondocument op grond waarvan het paspoort zou zijn afgegeven, namelijk de tazkera, dan ligt het op zijn weg om daarnaar onderzoek te laten verrichten bij de Afghaanse ambassade in Nederland, die het paspoort heeft afgegeven.
Daarbij vindt de rechtbank van belang dat verweerder geen andere gronden dan de twijfels over de tazkera heeft aangevoerd op basis waarvan de juistheid van de gegevens zoals vermeld op het paspoort in twijfel kan worden getrokken. Ter zitting is door verweerder erkend dat de door verweerder in het besluit aangehaalde informatie uit het algemeen ambtsbericht, waaruit blijkt van corruptie en fraude bij Afghaanse documenten, in dit geval ziet op de verkrijging van een tazkera in Afghanistan en niet op de afgifte van een Afghaans paspoort door de Afghaanse ambassade in Nederland.
9. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep zal gelet hierop gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om het geschil finaal te beslechten.
10. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 7 september 2017;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 990.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Vogel, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.N.H. Tran, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op .
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel