6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing van een leeftijdgenoot. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer met een smoes naar een afgelegen plek gelokt en hem daar herhaaldelijk geschopt en geslagen tegen zijn gezicht en lichaam, ook terwijl hij op de grond lag. Voornoemde gewelddadige afpersing is zeer bedreigend geweest voor het slachtoffer. Naast de geleden materiële schade kan het slachtoffer zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze uitlatingen zijn zeer intimiderend geweest richting de slachtoffers.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 augustus 2017, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten waaronder ook een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 16 juni 2017 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door drs. [naam] , psycholoog, onder supervisie van drs. [naam] , GZ-psycholoog.
Blijkens rapporteur is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis. Gezien de mate van de aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit, hyperactiviteit en beperkte impulsregulatie kan er gesproken worden van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteits- stoornis, gecombineerde beeld. Tevens kan gesproken worden van ouder-kind relatie problematiek, daar moeder niet (altijd) voldoende in staat is (geweest) om de verdachte te begrenzen en de verdachte de autoriteit van zijn ouders op momenten niet accepteert.
De genoemde persoonlijke en omgevingsfactoren maken dat er problemen zijn rondom de emotiehantering en het zich niet houden aan afspraken. De problemen zijn in die mate en van die lange duur dat er gesproken kan worden van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Tevens is er sprake van een alcohol- en cannabisstoornis, in vroege (gedwongen) remissie. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Volgens rapporteur was de geschetste problematiek aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, zij het dat de alcohol- en cannabisstoornis ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten nog niet in remissie was.
De verdachte heeft, passend bij de aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, de neiging impulsief te handelen. Het lukt hem, door de ADHD, onvoldoende stil te staan bij de consequenties van zijn gedrag, zowel voor zichzelf als voor anderen. Daarnaast is de forse gedragsstoornis van invloed geweest op het ontwikkelen van de gewetensfunctie van de verdachte, is hij, passend bij de gedragsstoornis, geneigd te zoeken naar spanning en heeft hij (zeer) veel moeite zich in de ander te verplaatsen. Er is sprake van een zorgelijke morele ontwikkeling, daar de verdachte achteraf weinig inzicht toont in zijn handelen. Daarnaast zorgt de verslavingsproblematiek voor een verhoogde impulsiviteit en demping van de emoties, waardoor het voornoemde nog versterkt wordt. Geadviseerd wordt, gezien de doorwerking van deze problematiek op het ten laste gelegde feit, deze in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Een continuering van de gesloten jeugdzorg bij Horizon is geïndiceerd. Na beëindiging van
het traject aldaar is het van belang dat de verdachte een dagbesteding vindt en zijn examenjaar op het [naam] afrondt. Voor de verdachte wordt daarnaast een behandeling bij Het Palmhuis (forensische psychiatrie) van de Jutters geadviseerd, waarbij gedacht kan worden aan een reguliere dag- of deeltijdbehandeling. Hier kan de gezinstherapie ook vervolgd worden en een psychiater kan meekijken om te bezien of de verdachte gebaat is bij medicatie. Dit behandeltraject wordt geadviseerd in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel met een (fors) voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoon van de verdachte van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), waaronder het meest recente rapport d.d. 6 september 2017.
Blijkens dit rapport ziet de Raad een positieve ontwikkeling op verschillende domeinen van de verdachte en zijn gezin. De verdachte heeft progressie gemaakt door zich thuis en op de groep aan de regels en afspraken te houden, een positieve vrijetijdsbesteding op te pakken en in remissie te blijven. Hiernaast heeft hij sinds zijn schorsing geen politiecontacten gehad en er zijn geen signalen van agressie. De verdachte lijkt zich te houden aan de afspraken met jeugdreclassering en staat open voor hulpverlening, wat de Raad als beschermende factoren ziet. Desondanks vindt de Raad het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met het risico op terugval, met name op het gebied van de gebrekkige emotieregulatie, gecombineerd met drugsgebruik en de aanwezigheid van antisociale relaties. Hierom vindt de Raad toezicht en controle door begeleiding vanuit de jeugdreclassering belangrijk.
De Raad vindt ook behandeling vanuit het Palmhuis (individueel en gezinsgericht) passend,
waarbij de verdachte vaardigheden aanleert met betrekking tot zijn ADHD en ODD en er aandacht wordt besteed aan emotie-regulatieproblematiek, het verminderen van impulsiviteit, het vergroten van zijn frustratietolerantie en het vergroten van zijn copingsvaardigheden.
Tevens wil de Raad het belang onderstrepen dat er in de behandeling aandacht wordt besteed aan alcohol- en drugsgebruik omdat dit een grote en risicovolle rol heeft gespeeld in het leven van de verdachte.
Naast behandeling adviseert de Raad om een contactverbod met medeverdachten op te nemen in de bijzondere voorwaarden voor zolang nodig. Met een voorlopig contactverbod wordt de verdachte beschermd tegen antisociale contacten met als doel om eerst middels behandeling te leren om prosociale relaties aan te gaan.
De Raad is voorts van mening dat inzet van behandeling op dit moment een eerste prioriteit heeft en dat de pedagogische meerwaarde van een taakstraf onvoldoende draagkracht heeft.
De Raad adviseert dan ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, inclusief de meldplicht, het volgen van een behandeling bij het Palmhuis, het volgens van onderwijs, geen alcohol en drugs gebruiken en een contactverbod met de medeverdachten gedurende een periode van zes maanden. Tevens adviseert de Raad de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter zitting meegedeeld dat de verdachte de afgelopen maanden hard heeft gewerkt en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, waardoor er thans naar thuisplaatsing wordt toegewerkt. Vanuit Horizon zal de behandeling bij Het Palmhuis worden opgestart. De verdachte en zijn ouders staan hiervoor open.
Aangegeven is desgevraagd dat het hebben van een dagbesteding niet in de bijzondere voorwaarde hoeft te worden opgenomen, omdat hieraan wordt gewerkt en er zeker een goede dagbesteding voor de verdachte zal worden gerealiseerd. Het kiezen van de juiste vrienden is voorts een aandachtspunt dat in de behandeling van Het Palmhuis zal worden meegenomen.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering. Ook de positieve proceshouding van de verdachte weegt de rechtbank in haar oordeel mee.
De rechtbank acht allereerst een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen om recidive te voorkomen en in het bijzonder om de begeleiding en behandeling van de verdachte zeker te stellen.
Aan de voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van een individuele en gezinsgerichte
behandeling bij Het Palmhuis en controle op het alcohol- en middelengebruik.
Ook zal de rechtbank de verdachte voor een periode van zes maanden een contactverbod met zijn medeverdachten [naam] en [naam] opleggen, of zoveel korter als door de jeugdreclassering verantwoord wordt geacht.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn jeugddetentie reeds in voorarrest doorgebracht. Nu dit vanwege de plaatsing van de verdachte in een gesloten setting slechts een beperkte tijd is geweest, zal de rechtbank de verdachte - naast voornoemde jeugddetentie - tevens een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. Dit, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit voor de strafbeleving van de verdachte zeker pedagogische meerwaarde heeft.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten afpersing.
Gelet op de eerdere veroordeling voor een geweldsdelict en de aanwezige kans op terugval is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.