3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
Op 17 februari 2017 omstreeks 20:30 uur fietste [benadeelde 1] (verder: de aangever) samen met zijn vriend [getuige 1] op het Biltpad te Katwijk. Toen zij op hun fiets onder de tunnel van de N206 reden, werd de aangever aangesproken door een jongen, die een sjaal of zoiets voor zijn gezicht had. Toen de aangever hierop iets terug zei, werd hij vastgepakt en hardhandig van zijn fiets getrokken waardoor hij ten val kwam. Vervolgens werd hij meegetrokken de bosjes in. De aangever zag dat er opeens twee andere jongens uit de bosjes kwamen en alle drie de jongens begonnen hem hard in zijn gezicht te slaan en hem te schoppen, terwijl hij op de grond lag. De aangever had veel pijn en voelde dat zijn neus heftig begon te bloeden. Een van de jongens schreeuwde dat hij zijn geld moest geven.
De aangever heeft uiteindelijk, omdat de jongens hem bleven schoppen en slaan, zijn portemonnee uit zijn kontzak gepakt en deze werd direct uit zijn handen getrokken. Daarna hield het slaan en schoppen op en renden de jongens weg.
In de portemonnee van de aangever zat 90 euro aan briefgeld en wat kleingeld,
zijn ID-kaart en zijn ABN-AMRO bankpas.
De aangever heeft gezien dat de jongens alledrie in het zwart gekleed waren en dat zij alledrie een capuchon of muts op hadden en iets voor hun gezicht hadden. Ook droegen ze alledrie handschoenen.Op 18 februari 2017 verklaarde de aangever nog dat de jongen die stond te wachten onder het viaduct en hem van zijn fiets aftrok, een grijze trainingsbroek van voetbalclub “Paris Saint Germain (PSG)”, droeg. Op de broekspijpen liep een rode verticale streep. De aangever vertelde ook dat hij had gehoord dat de [verdachte] [medeverdachte 1] en een persoon genaamd [naam 3] hem hadden beroofd.
De aangever heeft letsel opgelopen, namelijk een zwelling met een bloeduitstorting en een oppervlakkige snijwond van ongeveer 1 centimeter op zijn wang onder zijn linkeroog. Er zal een klein blijvend litteken onder zijn oog zijn.
Op 21 februari 2017 verklaarde de aangever dat hij op 17 februari 2017 een paar keer was gebeld door het nummer van [medeverdachte 1] . Er werd gezegd dat ze wiet wilden en dat aangever naar de Roversbrug moest komen. De beller zei dat hij [naam 4] was, maar dat bleek niet te kloppen omdat de aangever [naam 4] later zag fietsen. De aangever verklaarde dat hij toen met [getuige 1] is gaan kijken wie daar stonden en dat hij toen is beroofd.
De aangever verklaarde voorts dat hij weleens voor vrienden wiet regelt en dat zijn berovers dat kennelijk wisten. Hij krijgt er geen geld voor, maar wel af en toe een hijsje.
Uit onderzoek in de telefoon van de aangever is gebleken dat het contact [medeverdachte 1] ” met [tel.nummer 1] op 17 februari 2017 om 20.10, 20.20 en 20.34 uur naar de telefoon van de aangever heeft gebeld. Op de profielfoto van dit contact herkende de verbalisant de [medeverdachte 1] en ook uit de politiesystemen volgde dat het desbetreffende telefoonnummer bij deze medeverdachte in gebruik was.
[getuige 1] fietste samen met zijn vriend [getuige 2] , de aangever, op 17 februari 2017 omstreeks 20.30 uur over het Biltpad te Katwijk toen hij zag dat een jongen, 1.70 cm lang, donkerblauwe jas, capuchon op en iets voor zijn gezicht, langs de muur van het viaduct stond.
Toen zij hem passeerden sprake deze jongen [getuige 2] aan, pakte hem vast en trok hem de bosjes in. Hoewel [getuige 1] in eerste instantie heeft verklaard dat hij zag dat er in de bosjes 4, 6 of 8 jongens stonden die allen [getuige 2] hard begonnen te slaan en te schoppen, heeft hij later verklaard dat het om drie personen ging.
[getuige 3] was op 17 februari 2017 aan het vissen bij de Roversbrug toen hij drie mannen luid hoorde praten en even later iemand “Help Help” hoorde roepen. Toen zag hij iemand met bloed op zijn gezicht en heeft hij de politie gebeld.
[getuige 2] , de moeder van de [medeverdachte 1] , heeft op 27 juni 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij die bewuste vrijdagavond, 17 februari 2017, naar de Action was geweest, dat zij rond 20.50 of 20.55 uur haar auto parkeerde en dat toen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] de verdachte, de hoek kwamen omlopen in donkere kleding. Ze gingen bij haar huis naar binnen en vervolgens naar boven. Volgens haar jongere zoon waren ze zich aan het omkleden. Op een gegeven moment ging een mobiele telefoon af en hoorde ze woorden als “aangifte” en “dealen”. Toen zij beneden op de bank was gaan zitten, kwam [medeverdachte 2] naar beneden en die zei dat er niets aan de hand was, maar dat ze wel een jongen hadden geslagen. [medeverdachte 2] zei dat [medeverdachte 1] niet had geslagen, maar dat hij en de verdachte hadden geslagen. [medeverdachte 2] ging weer naar boven en na enige tijd kwam [medeverdachte 1] naar beneden met zijn simkaart. Hij zei dat zijn simkaart uit zijn telefoon moest, want die deed heel raar. Later zag zij een gebroken simkaart. Op een gegeven moment kwamen ze weer naar beneden en liet [medeverdachte 2] haar een foto zien van de betrokken jongen. Hij zei: “Kijk, deze jongen was het.” Die jongen had een foto van zichzelf op Snapchat gezet onder de [benadeelde 1] . [medeverdachte 2] had die foto op zijn eigen telefoon gezet en liet die foto zien.
Het gezicht van die jongen zat aardig onder het bloed. Toen de jongens aan kwamen lopen, hadden ze geen handschoenen aan. De volgende dag, zaterdag, zag [getuige 2] één zwarte handschoen liggen en dat bevreemdde haar. Toen ze op zondag een berichtje van de politie zag dat een jongen door drie jongens in elkaar was geslagen, kreeg ze een vermoeden dat het deze drie jongens waren en heeft ze haar vermoedens met de politie gedeeld.
Later heeft ze aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij handschoenen aan had en toen zei hij dat de verdachte handschoenen aan had, omdat ze anders zouden zien dat hij getint was.
Later heeft [medeverdachte 1] , nadat [getuige 2] aan haar zoon had gevraagd of ze allemaal hadden geslagen, bevestigd dat dit het geval was. Ook heeft [medeverdachte 1] tegen haar gezegd dat ze het hadden gedaan omdat ze geld en wiet wilden hebben.
Op zaterdag 18 februari 2017 is door [naam 5] het identiteitsbewijs
van de aangever [benadeelde 1] aangetroffen op de Biltlaan, 20 meter bij de
rotonde vandaan, op het voetpad, vlak naast de bosjes.
De vader van de [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn zoon een telefoon van het merk Samsung heeft en gebruik maakt van het [tel.nummer 2] .
Uit de historische gegevens is ook gebleken dat [medeverdachte 2] dit nummer gebruikt.
Op 17 maart 2017 zijn onder de moeder van deze medeverdachte 2 Samsungtelefoons inbeslaggenomen, die zij had gevonden op de slaapkamer van [medeverdachte 2] .De Samsungtelefoon met het [tel.nummer 2] is onderzocht.
Uit dit onderzoek bleek onder meer dat met het volgens de politiesystemen door [naam 4] gebruikte telefoonnummer op vrijdag 17 februari 2017 om 20:08 uur een whatsappbericht naar dit nummer is gestuurd, met het contact “ [benadeelde 1] ”, [nummer]
Voorts is er op 18 februari 2017 tussen 9.38 uur en 10.00 uur een whatsappgesprek tussen [naam 4] en dit nummer, met onder meer de tekst: [naam 4] : “ [medeverdachte 2] [benadeelde 1] vroeg aan mij wie t waren die hem belde”. [medeverdachte 2] : ïk weet het niet” (…). [naam 4] : “Maar hij vraagt aan mij wie er belde en als mij voordeed want je had m gebeld en 10 minuten later stond k naast m. [medeverdachte 2] : “Zeg dat je het niet weet jaahoor fucked”.
Ook is er op 20 februari 2017 tussen 10.19 en 13.03 uur een whatsappgesprek tussen [medeverdachte 2] en dit nummer met een screenshot van een tekstbericht over de straatroof waarbij [medeverdachte 2] vraagt “weer bezig geweest?” en geantwoord wordt “hahaha jaajaa”.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat hij een aandeel had bij de diefstal met geweld op [benadeelde 1] op 17 februari 2017.
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij op 17 februari 2017 bij de beroving van [benadeelde 1] betrokken is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij die avond thuis was en dat hij ook niet begrijpt dat de moeder van [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij haar thuis aanwezig was.
De rechtbank acht, op grond van vorenstaande bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de [getuige 2] te twijfelen. Deze verklaring wijkt weliswaar op onderdelen af van de verklaring die zij bij de politie heeft afgelegd, maar de verklaringen komen voor het overgrote deel met elkaar overeen. Zij heeft verklaard dat zij haar zoon, [medeverdachte 2] en de verdachte die avond heeft gezien vlak nadat de beroving heeft plaatsgevonden en dat zij, net zoals de aangever heeft verklaard, donkere kleding droegen. De verklaring van [getuige 2] vindt op diverse onderdelen bovendien steun in de andere bewijsmiddelen. Zo heeft [medeverdachte 1] bekend betrokken te zijn geweest bij de afpersing en blijkt de betrokkenheid van [medeverdachte 2] uit door hem gevoerde whatsapp-gesprekken. Zowel aangever, als [getuige 1] hebben verklaard over drie jongens die allen sloegen en schopten en [getuige 3] heeft ook drie jongens gezien. [getuige 2] heeft verklaard kort na het incident naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] één andere jongen te hebben gezien: de verdachte. De rechtbank acht op basis hiervan wettig en overtuigend bewezen dat hij, anders dan hij zelf heeft verklaard, wel bij de beroving betrokken is geweest en ook heeft geschopt en geslagen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van feit 2 alleen de aangever verklaart over de rol die de verdachte met betrekking tot de bedreiging zou hebben gehad.
De rechtbank acht op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is met de raadsvrouw en de officier van justitie allereerst van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder 3 primair en
3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 3 meer subsidiair het volgende af.
Op 1 juli 2017 in de vroege ochtend heeft er op het parkeerterrein van uitgaansgelegenheid [naam 1] in Katwijk een vechtpartij plaatsgevonden. [naam 6] had daar afgesproken met ene [naam 7] om over een ruzie te praten. [naam 6] is met een groep van ongeveer 15 jongens door de duinen naar [naam 1] gefietst. Aangekomen bij het parkeerterrein, bij de ingang van de duinen, zagen zij een groepje jongens aan komen lopen. [naam 6] is daarop op dat groepje jongens afgelopen, samen met [naam 8] en [naam 9] .
[benadeelde 4] liep met hen mee.Van de andere groep kwamen twee of drie jongens naar voren. Volgens [naam 6] waren dit [naam 10] , de verdachte en [naam 11] . [naam 6] zag dat [naam 10] met zijn linkerpols tegen de borstkas van [naam 9] duwde. Toen zag [naam 6] dat [naam 9] een harde vuistslag in zijn gezicht kreeg en dat [naam 10] degene was die sloeg. [naam 12] probeerde [naam 10] weg te houden. [naam 6] zag de verdachte met een fles in zijn hand terwijl hij probeerde naar [naam 12] en [naam 9] te lopen. [naam 6] probeerde hem weg te duwen. Op een gegeven moment liep de verdachte de andere kant op. Op dat moment zag [naam 6] [benadeelde 4] op de grond liggen. [naam 13] en [naam 9] liepen ondertussen naar de fietsen en [naam 10] rende achter hen aan. [naam 6] is er tussen gaan staan en toen sloeg [naam 10] hem met zijn rechtervuist op zijn linkeroog en daarna tegen zijn mond.
[naam 9] zag [naam 10] en [naam 14] op zich afkomen. [naam 10] pakte hem opeens bij zijn schouder en duwde hem weg. [naam 9] wordt op de grond gegooid door [naam 10] en door hem geslagen en geschopt, op zijn hoofd en lichaam.
[naam 15] heeft gezien dat de verdachte, [naam 14] en [naam 10] alledrie begonnen met slaan en dat [benadeelde 4] daarna op de grond lag. Ook heeft [naam 15] de verdachte met een fles zien gooien.
[benadeelde 2] heeft gezien dat [naam 10] [naam 6] meerdere keren volop met zijn vuist sloeg. Ook heeft [benadeelde 2] gezien dat een van de drie jongens van de andere groep zich los maakte uit die groep en dat dit in het midden van de parkeerplaats was. Die jongen, sloeg [naam 6] van zijn fiets af en daarna sloeg hij [benadeelde 4] .
[benadeelde 4] zag [benadeelde 4] liggen bij het groepje jongens waar [benadeelde 4] , [naam 9] en [naam 6] op af waren gelopen. Hij zag de verdachte staan met een fles Bacardi in zijn hand.
[benadeelde 4] was knock out. [benadeelde 4] hoorde de verdachte zeggen “leg nek recht” en “wil je nog een paar klappen kankermongool”. Volgens [benadeelde 4] was de verdachte zichtbaar dronken.
[naam 16] stond aan het begin van de duinen, toen hij op een afstand van 50-100 meter zag dat iemand naar de grond geslagen werd. Hij kon niet zien wie wie was. Toen hij dichterbij kwam, bleek het [benadeelde 4] te zijn. Toen zag hij de verdachte staan. [naam 10] was bezig met [naam 6] . Toen [naam 16] wegging, gooide de verdachte nog een fles drank naar [naam 16] en anderen van zijn groep waarbij de verdachte begon te schelden.
De verdachte heeft in raadkamer en ter terechtzitting verklaard in de vroege ochtend van
1 juli 2017 wel in Katwijk aanwezig te zijn geweest bij [naam 1] , maar niet betrokken te zijn geweest bij de mishandeling van [benadeelde 4] of de vechtpartij waarbij meerdere personen zijn mishandeld. De verdachte heeft verklaard bij de deur van [naam 1] met [naam 2] te hebben staan praten. Hij heeft wel met een fles gestaan, maar heeft er niet mee gegooid.
Hoewel [naam 2] ook heeft verklaard dat de verdachte op een afstandje van de vechtpartij met haar heeft staan praten, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Zij verwijst daarbij naar de hiervoor weergegeven opsomming van tal van bewijsmiddelen, waaruit naar voren komt dat de verdachte zich wel degelijk op de parkeerplaats tussen de vechtende jongens heeft bevonden en zich met de vechtpartij heeft bemoeid.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte een zodanige bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij is van belang dat openlijke geweldpleging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek.
De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus zeker ook bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen.
De rechtbank stelt op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vast dat de verdachte op 1 juli 2017 te Katwijk aanwezig was toen er door een groepje jongens op de parkeerplaats bij [naam 1] klappen werden uitgedeeld aan [benadeelde 4] ,
[naam 9] en [naam 6] .
De verdachte heeft geprobeerd bij [naam 9] te komen, maar werd door [naam 6] weggeduwd. Ook heeft hij met een fles Bacardi rondgelopen, die uiteindelijk gegooid en
lopen schelden en dreigen, ondermeer tegen [benadeelde 4] , toen die op de grond lag.
Voor de rechtbank staat hiermee vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de openlijke geweldpleging van voldoende gewicht was om te oordelen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Nu echter niet is gebleken dat het letsel van [benadeelde 4] het gevolg is van het door de verdachte gepleegde geweld, zal de rechtbank de verdachte van dit – strafverzwarende - onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Aldus acht de rechtbank feit 3 meer subsidiair wettig en overtuigend bewezen, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.